18 Mei 2021
05:58
De beslissing op de excepties die zijn opgeworpen in de zaak tegen Radj Oedit, wordt op 21 juni genomen. Dat heeft rechter Maureen Dayala maandag aangegeven. Oedit wordt verdacht van de invoer van 488 kilo cocaïne.
Advocaten Irvin Kanhai en Chandra Algoe verzochten de rechter om de dagvaarding van Oedit nietig te verklaren. Algoe zei dat de verdediging goede nota heeft genomen van de dupliek van het Openbaar Ministerie (OM) waarbij het wederom stelt dat de akte van uitreiking van de dagvaarding aan Oedit rechtsgeldig is en dat zulks naar Nederlands recht heeft plaatsgevonden. “De verdediging heeft reeds eerder betoogd dat zowel naar Nederlands als naar Surinaams recht de akte van uitreiking aan gebreken lijdt en wel ontbreken het dwingendrechtelijk voorgeschreven nummer van het schrijven. Daarnaast is de autoriteit van welke het gerechtelijk schrijven uitgaat foutief vermeld.”
Algoe zegt dat het OM thans aanvoert dat de dagvaarding wel degelijk voorzien is van een parketnummer en zou dit nummer corresponderen met het rechtshulpverzoek. De advocaat vindt echter dat het Surinaams parket geen nummer hanteert zoals het vermeld is. “Nu Oedit voor de Surinaamse rechter gedagvaard wordt, had het gebruikelijke Surinaams parketnummer op de akte van uitreiking moeten voorkomen.” Ten tweede vindt zij dat het OM zich gelijk tegenspreekt door te stellen dat dit nummer correspondeert met het rechtshulpverzoek. Het rechtshulpverzoek is geen synoniem voor de dagvaarding. Overigens blijkt uit de vonnissen die het OM bij antwoord heeft overgelegd dat deze nummers horen bij de uitleveringsverzoeken van Oedit en dus geen parketnummer is.
Oedit is bij verstek veroordeeld tot zestien jaar celstraf en een boete van SRD 350 duizend, subsidiair twaalf maanden hechtenis. Hij heeft verzet aangetekend.
Advocaten Irvin Kanhai en Chandra Algoe verzochten de rechter om de dagvaarding van Oedit nietig te verklaren. Algoe zei dat de verdediging goede nota heeft genomen van de dupliek van het Openbaar Ministerie (OM) waarbij het wederom stelt dat de akte van uitreiking van de dagvaarding aan Oedit rechtsgeldig is en dat zulks naar Nederlands recht heeft plaatsgevonden. “De verdediging heeft reeds eerder betoogd dat zowel naar Nederlands als naar Surinaams recht de akte van uitreiking aan gebreken lijdt en wel ontbreken het dwingendrechtelijk voorgeschreven nummer van het schrijven. Daarnaast is de autoriteit van welke het gerechtelijk schrijven uitgaat foutief vermeld.”
Algoe zegt dat het OM thans aanvoert dat de dagvaarding wel degelijk voorzien is van een parketnummer en zou dit nummer corresponderen met het rechtshulpverzoek. De advocaat vindt echter dat het Surinaams parket geen nummer hanteert zoals het vermeld is. “Nu Oedit voor de Surinaamse rechter gedagvaard wordt, had het gebruikelijke Surinaams parketnummer op de akte van uitreiking moeten voorkomen.” Ten tweede vindt zij dat het OM zich gelijk tegenspreekt door te stellen dat dit nummer correspondeert met het rechtshulpverzoek. Het rechtshulpverzoek is geen synoniem voor de dagvaarding. Overigens blijkt uit de vonnissen die het OM bij antwoord heeft overgelegd dat deze nummers horen bij de uitleveringsverzoeken van Oedit en dus geen parketnummer is.
Oedit is bij verstek veroordeeld tot zestien jaar celstraf en een boete van SRD 350 duizend, subsidiair twaalf maanden hechtenis. Hij heeft verzet aangetekend.