ONDERZOEK - IN EEN SERIE van vijf artikelen pleegt Ivan Fernald, auteur van het boek ‘Het roer moet om – Actieplannen voor beter onderwijs’, exclusief voor de Ware Tijd een cijfermatige doorlichting van de onderwijsresultaten van 2020.
Tekst: Ivan Fernald
Het landelijk mulo-resultaat van 2020 is 68 procent. Na beschouwing van de resultaten over het tijdvak 2008-2020, blijkt dat dit het hoogste slaagpercentage is in twaalf jaar. Het percentage direct geslaagden was 50 procent. In 2019 bedroeg het slaagpercentage 59,4. De toename in slaagpercentages mulo is minder fors dan bij glo, havo en vwo het geval is, maar het past wel in het stramien dat in 2020 het resultaat op diverse onderwijsniveaus veel beter is.
Mulo kent vooralsnog twee richtingen. Op basis van de behaalde cijfers worden leerlingen verwezen naar Mulo-A of B. De overeenkomstige examenvakken zijn:
a. De talen: Nederlands, Engels en Spaans
b. De zaakvakken: Aardrijkskunde, Geschiedenis en Biologie
c. Tekenen
De twee richting-specifieke vakken zijn boekhouden/handelskennis (Bkh/HK) en wiskunde-A (Wi-A) voor Mulo-A. Voor Mulo-B gelden: wiskunde en natuurkunde (Na).
De eindcijfers per vak komen tot stand op basis van de SO-cijfers (schoolcijfers) en het centraal uniform examen. Het is interessant om na te gaan of de cijfers van de SO-vakken en het centraal examen 2020 overeenkomen of juist ver uit elkaar liggen.
1. Voor beide mulo-richtingen geldt dat de SO-cijfers van de specifie-ke vakken hoger uitvallen dan de examencijfers.
2. Het verschil van de gemiddelde SO- en examencijfers ligt tussen 1,0 en 1,4. De score van SO voor de vakken Bkh/HK en Wi-A is 6,0 en 5,8, terwijl dat voor het examen respectievelijk 4,6 en 4,8 is.
Voor Mulo-B is dezelfde discrepantie te zien. Het gemiddeld SO-cijfer voor Wi-B en Na is respectievelijk 6,6 en 6,3. De examencijfers voor beide vakken zijn exact 5,2.
Verschil in cijfers SO en centraal examen specifieke vakken mulo (MinOWC is voornemens om de richtingen mulo-C en D in te voeren).
3. De SO-cijfers bij de talen zijn hoger dan de cijfers van het examen. De discrepantie bij het vak Nederlands is het hoogst en wel 2 punten.
4. Voor de zaakvakken en tekenen zijn de SO-cijfers identiek aan de cijfers van het examen.
Muloresultaat 2011-2020 exclusief staatsexamen + avondschoolkandidaten
Vergelijking herexamenpercentages
Het percentage leerlingen dat in de afgelopen tien jaar in aanmerking komt voor herexamen mulo varieert tussen 13 en 15,5 procent. Er is dus een smalle bandbreedte van 2,5 procent.
In 2019 was het herexamenpercentage 13,8. Deze trend van een smalle bandbreedte, heeft zich niet verder voortgezet, want in 2020 kwam maar liefst 29 procent (1.670 mulokandidaten) in aanmerking voor het herexamen.
Als in beschouwing wordt genomen dat 3.384 leerlingen oftewel 58 procent in 2020 direct geslaagd zijn en het uiteindelijk aantal geslaagden 3.932 bedroeg oftewel 68 procent, dan kunnen wij uitrekenen dat uit de groep van 1.670 herexamenkandidaten nogmaals 548 leerlingen het examen gehaald hebben. (3932-3384= 548).
Uitgedrukt in percentages is dat volgens de rekenbewerking (548:1670x100%) = 32,8 procent. Uiteindelijk slaagt in 2020 dus minder dan een derde deel van de herexamenkandidaten. Dit percentage is veel lager dan de voorgaande jaren.
In 2019 kwamen 802 muloleerlingen in aanmerking voor herexamen van wie er 68,6 procent geslaagd zijn. In vergelijking met 2020 was het slaagpercentage van de herexamenkandidaten tweemaal zo hoog.
In 2019, was het totaal aantal herexamenkandidaten veel lager, maar proportioneel is een veel groter deel (68,6 procent) van deze groep (uiteindelijk) geslaagd. De conclusie is dat het significant hoger percentage herexamenkandidaten in 2020 niet heeft geleid tot hogere slaagpercentages van deze groep.
Herexamenkandidaten slagen meestal met de hakken over de sloot. De focus moet niet worden gelegd op het vergroten van het herexamenpercentage, maar op het verhogen van de kwaliteit van het onderwijs en het effectief begeleiden van herexamenkandidaten. Dat zal leiden tot een beter onderwijsresultaat. Het is aan te bevelen om de examens over diverse tijdsvakken uit te smeren.
Leerlingen leren niet even veel en even snel. Het wordt tijd ons ook te beraden over de vorm van het examen. Dat vereist allereerst een reflectie op de huidige onderwijsmethoden en de aanpassing van didactische werkvormen. Zijn wij content met de huidige wijze van lesgeven? Leren de leerlingen wel de juiste vaardigheden? Op grond van de gehanteerde lesmethoden zal de toetsvorm moeten worden aangepast.
In augustus 2020 verscheen van Ivan Fernald het boek 'Het roer moet om - Actieplannen voor beter onderwijs'. Op onderwijsgebied was Fernald twintig jaar directeur van het Instituut voor Middelbaar Economisch en Administratief Onderwijs (IMEAO). In de periode 2013-2017 was hij coördinator van het wetenschappelijk bureau van NPS (Japin). Momenteel is Fernald docent op het Instituut voor Opleiding van Leraren (IOL).