Het is vandaag veertig jaar geleden dat Suriname werd opgeschrikt door een groep militairen die een revolutie teweeg wilde brengen. De ex-militair Chas Mijnals heeft daaraan zijn bijdrage geleverd. Veertig jaar later doet terugblikken pijn. ‘Omdat we mogelijkheden zat hebben gekregen om werkelijk die verandering door te voeren die ons vandaag heel ver zou hebben gebracht.’
Tekst: Philomena Bijlhout - Beeld: Jason Leysner
In een rustige zijstraat aan een drukke verbindingsweg, niet ver van het centrum van Paramaribo, woont Chas Mijnals. Ooit hoorde hij bij de groep militairen die de staatsgreep in ons land op 25 februari 1980 voorbereidde. Dit jaar is dat veertig jaar geleden. Hoe vindt Mijnals dat Suriname er nu voor staat? Een gesprek met de ex-militair, jurist, dichter, atheïst, liefhebber van beeldende kunst en nog steeds linksgeoriënteerde Mijnals.
"Ik ben een zeer progressieve man", reageert hij lachend. "Als dat links heet dan heet dat links. Als het communisme heet dan is het communist en als het democratie heet ben ik democraat. Als je mij maar niet rechts noemt." Hij lacht uitdagend met pretogen. Het ontvangst is hartelijk en tegelijkertijd open en uitnodigend.
De tuin waar wij doorheen lopen op weg naar zijn werkkamer heeft dezelfde uitstraling. Moderne terracotta kleuren, veel lichtgrijze ronde keien in grote bakken, waarin oude olijfbomen en de kaneelappelboom hun takken sierlijk tot op de grond laten hangen. Een oase van rust met veel vogels. Het gesprek begint in zijn werkkamer.
"De greep naar de macht was succesvol omdat er geen tegenstand was. Niet omdat het zo goed georganiseerd was. We moeten relativeren als we praten over de machtsovername en die typeren als een revolutie. Het belangrijkste gedeelte bij de greep was het politieke gedeelte en dat is nooit aangeraakt." Volgens Mijnals heeft het militaire gedeelte alle aandacht gekregen. Daarom is het zo kwakkelend geweest na de machtsovername en zijn ideeën die er waren en van tevoren besproken waren ook nooit tot wasdom gekomen.
"De vertaling die later aan de machtsgreep is gegeven, is dat wij uit een arbeidersklasse kwamen. Maar ik had die motivatie ook vanuit mijn politieke achtergrond en de ideologische vorming die ik in Nederland had gekregen bij de Stichting Wanatti waar ik werkte. Mijn militaire collega's waren in 1980 niet zo ver en dachten dat ik de machtsovername vertraagde omdat ik bang was geworden. Maar de vertraging was 'we zijn politiek nog niet zover'. En daarom hebben ze mij buitengesloten op 25 februari. Dat is ook de reden waarom het nu, 40 jaar later, nog steeds zo moeilijk gaat met de ontwikkeling van Suriname. Wij waren nog niet zo ver."Â
De maatschappelijke gevoeligheid van Mijnals is te herleiden naar zijn jeugd. Hij is open over het feit dat toen hij klein was er vaker geen eten was. Soms ging hij met twee pollakbeschuiten naar school. In de wijken Beekhuizen Pontbuiten en Leiding 19, waar hij opgroeide tussen Hindostanen, Javanen, mensen uit het binnenland en stadscreolen, was er veel armoede om hem heen. "Een grote massa die allemaal aan elkaar gehecht was maar allemaal ook even arm was. In mijn armoede heb ik de prikkel gehad hier iets aan te willen veranderen", zo herinnert hij zich zijn jeugd.
De armoede in Suriname, de ellende op dit moment, ik weet niet of het ooit erger is geweest
De onderlinge sociale band die er toen was tussen deze arme mensen ervaart Mijnals niet meer in het Suriname van nu. Volgens hem omdat de samenleving is verhard. Er is nog steeds heel veel armoede en dat heeft alles te maken met de wijze waarop het land wordt geregeerd. Boos en verontwaardigd gaat hij door: "De armoede in Suriname, de ellende op dit moment, ik weet niet of het ooit erger is geweest. De politiek is verantwoordelijk voor de spreiding van de economische voordelen in iedere samenleving. Als wij met deze kleine samenleving, waar er zo weinig mensen zijn en zoveel rijkdom aanwezig is, de verdeelsleutel goed hanteren dan zou de spreiding van de welvaart nu beter moeten zijn. Er zouden in ieder geval minder arme mensen moeten zijn."
Ter illustratie vertelt hij over schrijnende gevallen op Flora waar twee- en eenoudergezinnen sinds lange tijd financieel ondersteund moeten worden, omdat zij niet kunnen zorgen voor eten, schoeisel, de maandelijkse water- en lichtrekening en het allerbelangrijkste, onderwijs voor de kinderen. Mijnals heeft in zijn leven ervaren dat, een tot op heden onbekend gebleven persoon in Nederland, zijn maandelijkse schoolkosten betaalde vanaf de mavo en middelbare school tot het atheneum en het begin van zijn academische opleiding. Hij is daar eeuwig dankbaar voor.
Nu, terugdenkend aan die moeilijke en arme jeugd stelt hij hardop de retorische vraag: 'Hoe ontwikkel je Suriname?' en zegt: "Armoedebestrijding is niet een sleutel omdraaien. Onderwijs en gezondheidszorg gaan daarbij hand in hand. Zonder een gezond volk kun je geen enkele ontwikkeling op de juiste wijze tot stand brengen. Wij hebben goud, maar als er geen onderwijs is dat het kader opleidt dat nodig is om die tak werkelijk te bemensen en de ervaring die wordt opgedaan om dat hier te behouden, hoe zullen wij dan tot ontwikkeling komen? Het instituut voor de organisatie van de goudsector is alleen op papier een instituut", roept hij verontwaardigd.
Mijnals vindt dat een brede ontwikkeling alleen ontstaat wanneer het onderwijs kader aanlevert voor bedrijven op alle niveaus. Zowel lager, midden als hoger kader. Deze visie geldt voor alle sectoren: de mijnbouw, de agrarische sector enzovoorts. "Want", zo zegt hij, "als wij met de mond belijden de groenteschuur te willen zijn van het Caribisch Gebied dan moeten we dat ook ter hand nemen. Maar we laten het liggen omdat het niet goed wordt aangepakt. Stel prioriteiten vast, koppel daar een periode tussen de vijf en vijftien jaar aan en de investeringen in die sector worden groter. Neem Cuba als voorbeeld waar er een ander politiek systeem is."
Daar zijn altijd sectoren die eruit worden gehaald waardoor er veel energie in die sector wordt gestopt met veel investeringen. Dit heeft tegelijkertijd een multipliereffect voor de totale samenleving, legt Mijnals uit. Belangrijk vindt hij ook dat de politiek akkoord gaat en wetgeving voorkomt dat de eenmaal op gang gekomen ontwikkeling wordt teruggedraaid door een andere samenstelling van de regering.
In 2000 stapte Chas Mijnals uit de NDP, volgens het toenmalig persbericht omdat hij zich niet meer kon verenigen met de manier waarop de partij werd geleid en de vervuiling van het leiderschap zijn intrede had gedaan. Samen met een groep jongeren richtte hij een stichting op en ze hebben een programma geschreven: 'De Surinaamse droom'. Hierin wordt onder meer antwoord gegeven op de vraag waar Suriname moet zijn als welvarende republiek als het vijftig jaar onafhankelijk is.
Het antwoord is dat het land dan een aantal gebieden heeft ontwikkeld. Niet alleen met de Surinamers in Suriname maar samen met de Surinamers in diaspora omdat zij een belangrijke rol hebben. "Er zijn Surinamers op hoge en belangrijke posities in de wereld. We maken geen gebruik van repatriëring van onze landgenoten en wat ze aan bagage met zich meedragen om te helpen Suriname verder te ontwikkelen. Terwijl India en China met elk meer dan een miljard inwoners wel het belang inzien van de diaspora. De Surinamers buiten en de Surinamers hier zouden hand in hand samen moeten gaan in iedere ontwikkelingsfase van ons land."
Maar hoe verklaart Mijnals nu de transformatie van de militair Bouterse naar de politieke leider die hij nu is terwijl hij op 25 februari 1980 nog niet zover was? "Op zijn weg door de politieke ontwikkelingen heen van de afgelopen veertig jaar had hij een regime van politieke vrienden en kameraden met een behoorlijk politiek en academisch niveau moeten hebben, die hem wetenschappelijk ondersteunden en begeleidden.
In het begin was het er", zegt Mijnals fel concluderend. "Maar wanneer je macht overneemt en je krijgt politieke macht, trek je allerlei figuren naar je toe: gelukzoekers, opportunisten en trawanten. Niet alleen mensen die het beste met je voor hebben. Afhankelijk van wie je bent, ga je je omringen met mensen die of tot de allerbesten behoren of met anderen die middelmatig zijn en daar beneden. Dat is bepalend voor de ontwikkeling die erna komt. Keuzen maken reflecteert wie je bent."
Hij vindt dat je een land leidt met de allerbesten en niet met middelmatigen. "Wanneer je de eerste groep niet om je heen hebt moet je dealen met kwalitatief minderen. Personen met individuele aspiraties en die niet de ontwikkeling van het hele land willen. De politieke ontwikkeling die je dan teweegbrengt is een weerslag van die realiteit."
Hij articuleert vervolgens nog duidelijker en legt met kracht de nadruk op het woord ik. "Het doet mij pijn. Wat ik teweeg had willen brengen is niet gerealiseerd. Die maatschappelijke veranderingen en tegelijkertijd de economische ontwikkeling die daarmee gepaard zou moeten gaan zijn uitgebleven. Wanneer men zegt revolutie, begrijpt men wel wat revolutie is voordat men dat woord gebruikt?"
"Het is Chin A Sen geweest die gezegd heeft 'jij noemt het een ingreep, ik noem het een revolutie!" Op zachtere toon voegt hij nu toe dat daarna iedereen begon te praten over revolutie terwijl revolutie in politieke zin betekent de overgang van de staatsmacht van de ene klasse naar de andere. Het economische aspect is de transformatie van de bezitsverhoudingen. "Dat is allemaal niet gebeurd", zegt hij met verontwaardigde blik.
"Ik wil dat iedereen, mensen hoog of laag geschoold, zich terug kunnen vinden in de economische en politieke verhoudingen in Suriname. Iedereen moet kunnen zeggen: ik werk, ik verdien, mijn kinderen hebben goede scholing en ik kan te allen tijde naar de dokter. Ik leef gezond, groente is voorradig en alles is er. Er zijn eerlijke voorzieningen. Niemand hoeft pakketten te bedelen in binnen- en buitenland. Iedereen moet alles kunnen doen om normaal te leven. Wanneer mensen niet in staat zijn voor zichzelf te zorgen dan moet het land voor ze kunnen zorgen, zodat zij zich happy voelen. Men moet naar ze omkijken zonder dat ze zich gediscrimineerd voelen. Daarvoor heb je een land nodig met de juiste leiders en instituten", somt hij achter elkaar op.
Wat voelt Chas Mijnals op 25 februari als hij 's morgens wakker wordt. De man die tijdens het hele gesprek achter elkaar feitelijkheden opsomt en zijn visie deelt, neemt nu een pauze. Het blijft even stil. "Pijn. Ik voel pijn. Dat we mogelijkheden zat (met klem uitgesproken) hebben gekregen om werkelijk die verandering door te voeren die ons vandaag heel ver zou hebben gebracht. En het is helaas in de kiem gesmoord. Veertig jaar geleden is het in de kiem gesmoord. Het is nog steeds in de kiem gesmoord. Veertig jaar geleden begonnen en het is nooit tot bloei gekomen. Die transformatie die door brede lagen in de samenleving omhelsd en ondersteund werd, daar wisten we niet mee om te gaan. En keer op keer hebben we blunders gemaakt en niet geleerd uit die blunders."
Hij is nu bezig een boek af te ronden over de ontwikkeling vanaf 1976, met een reflectie naar zijn jongere jaren, zodat het vertrekpunt van zijn politieke ideologische motivatie ook begrepen wordt. Wij nemen afscheid maar niet alvorens eerst de citroengrote olijven te bewonderen aan de laaghangende takken in zijn rustieke tuin.