PARAMARIBO - De Staat heeft haar memorie van antwoord in de hoger beroepzaak over de wet Rij- en Voertuigenbelasting nog niet ingediend. Ze krijgt daartoe tot uiterlijk 17 januari de gelegenheid. Dat is vorige week bepaald door het Hof van Justitie, verneemt de krant van Anand Biharie van de stichting Centre for Public Affairs (CPAS) die de zaak aanhangig heeft gemaakt.
Hij legt uit dat volgens de procedure de Staat dertig dagen de tijd had om te reageren op het standpunt van de stichting, die schriftelijk had opgetekend waarom zij het niet eens is met de uitspraak van de rechter. De Staat had uiterlijk op 9 juni moeten reageren.
"In principe had de rechter kunnen zeggen: 'u heeft geen gebruik gemaakt van uw recht om uw standpunt kenbaar te maken, dus gaan wij over tot het uitspreken van het vonnis', maar ik merk dat de rechter niet al te streng is geweest", zegt Biharie.
Zelf denkt hij dat de 'mildheid' van de rechter ook te maken heeft met de vele andere zaken die in behandeling zijn bij het Hof. Hij sluit echter niet uit dat het Hof anders zal reageren, als de Staat het ook nu laat afweten.
Biharie is ondanks de vertraging ervan verzekerd dat hij deze keer geen bakzeil zal halen. Die zekerheid baseert hij op de overwegingen van de rechter bij de uitspraak in april, toen de vordering van de stichting was afgewezen. "In principe was mijn vordering goed, alleen heeft de rechter ervoor gekozen een andere betekenis te geven aan woorden, maar wij hebben ons huiswerk gemaakt."
Hij verwijst hiermee naar de onderbouwing van de stichting aan de rechter over de reden waarom de wet ingetrokken zou moeten worden. De organisatie had gesteld dat de regering met de aanname van de wet in strijd handelt met een ieder verbindende bepaling zoals is bepaald in artikel 1 lid 2 van het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten.
Biharie blijft bij zijn standpunt dat de extra belastingheffing onder de huidige inkomenssituatie van de burgers "onacceptabel" is en vindt derhalve dat deze niet betaald moet worden. De regering zou burgers ook niet mogen verplichten om deze belasting te voldoen, ook om het feit dat er een rechtszaak aanhangig is. "Wij doen een beroep op het geldend recht." De CPAS-voorman vindt het onrechtvaardig dat sommige burgers wel en andere de belasting niet hebben betaald.