DE HAKRINBANK IS de enige bank die akkoord is gegaan met het voorfinancieren van de Surinamers die in aanmerking komen voor de Royalties voor Iedereen (RVI). Dat is de mogelijkheid die de regering Santokhi/Brunswijk heeft bedacht om Surinamers ruim voor er een drup offshore olie naar boven is gehaald mee te doen liften met mogelijke toekomstige rijkdommen. Dit in het kader van het teruggeven dat de regering in de hoogste versnelling uitvoerde enkele maanden en weken voor de verkiezingen. Een ongepland actie die dus niet uit de begroting gefinancierd kon worden.
Financieel adviseur Haroen Karamat vindt het een riskante bedoening dat de Hakrinbank instemt met deze voorfinanciering die volgens directeur van de bank Rafiek Sheorajpanday absoluut geen staatslening is. Want dat er inkomsten zullen komen uit de olie kan onvoldoende dienen als dekking voor deze RVI-betaling. Omdat het elk ratio te boven gaat – wat wordt bevestigd doordat andere banken er ver van blijven- komt Karamat net als veel anderen tot de conclusie dat het hier betreft een dwingende actie vanuit de overheid als grootste aandeelhouder.
Ook het feit dat de Hakrinbank naar verluidt geld leende bij de overheid een tijd terug toont aan dat hier geen of onvoldoende sprake is van een bankinstelling die een risicoproject als RVI kan dragen
Sheorajpanday ontkent dat, maar zijn argument is zwak. Hij zegt dat het risico is afgedekt maar zegt niet hoe. Zo lijkt het alsof de directeur van de Hakrinbank en de overige aandeelhouders niet leren uit eerder gemaakte fouten.
De Hakrinbank heeft namelijk enkele slechte ervaringen met het financieren van (semi) overheidsbedrijven dan wel projecten. Zo leende de bank onder deze zelfde directeur de noodlijdende Surinaamse Luchtvaarmaatschappij enkele jaren terug bijna vijf miljoen US dollar en dat zonder voldoende borgen om het geld terug te krijgen. Daarnaast leverde het debacle met de verkoop van Zorghotel de bank een paar kleerscheuren op.
Ook het feit dat de Hakrinbank naar verluidt geld leende bij de overheid een tijd terug toont aan dat hier geen of onvoldoende sprake is van een bankinstelling die een risicoproject als RVI kan dragen. Dat de directeur en mogelijk ook andere aandeelhouders daarmee akkoord gaan riekt naar onbehoorlijk bestuur. Dat vindt haar oorsprong ook in het feit dat het aandeel van de overheid nog steeds veel meer is dan de bij wet bepaalde 20 procent. Weliswaar gebeurt dat met toestemming van de Centrale Bank van Suriname, maar een gezonde situatie is het allerminst.
We kennen nog de non-performing loans die de Surinaamse Bank een aantal jaren hebben doen snakken naar noodzakelijk kapitaal om uit de rode cijfers te komen. Dit alles deels ook door overheidsprojecten die maar niet betaald konden worden. Het is van groot belang dat de Hakrinbank deze wijze lessen meeneemt bij de beoordeling van het risico van de RVI.
Wanneer wordt omgegaan met geld dat banken beheren voor hun klanten moeten risico’s voldoende afgewogen en afgedekt worden. De Hakrinkbankdirecteur zal iets duidelijker moeten zijn in zijn antwoorden om de bestaande bezorgdheid hierover af te doen nemen.