Ontwikkeling: misstappen en stappen (12)
In Suriname bouwen vrijwel alle politieke partijen luchtkastelen met onze grondstoffen rijkdom. De meeste politici dromen een ‘American dream’ zonder een doordacht ontwikkelingsplan: een copy paste van de Verenigde Staten (VS), een land dat zich presenteert als het ideaal voor democratie, ook al is de werkelijkheid in contrast hiermee. De ‘American dream’ is springlevend bij politieke leiders die met onproductieve extractieve instituten de offshore olie-industrie als pijler promoten voor toekomstige welvaart. Wordt de ‘American dream’ ooit werkelijkheid in Suriname of is deze droom sinds de komst van Alcoa in 1915 een terugkerend luchtkasteel met valkuilen van kortstondige groei en anti-ontwikkeling van het land?
Jack Menke
Extractieve instellingen
In The Narrow Corridor. States, Societies and the Fate of Liberty (2019) verdedigen Daron Acemoglu and James Robinson een eenvoudige opvatting: landen met inclusieve politieke en economische instituten zijn succesvol en overleven op de lange termijn, in tegenstelling tot landen met extractieve instellingen. Extractieve instellingen zijn economische en politieke regelingen die de macht en middelen concentreren bij een kleine elite, ten koste van de bredere lagen. ‘Extractieve groei’kennen we uit de plantage-economie in Suriname en andere Caribische landen, maar ook van de huidige van mijnbouw afhankelijke economie. Deze is gebaseerd op benutting van een bestaand comparatief voordeel, goedkope arbeidskrachten of is afhankelijk van door de politiek gesteunde en van de politiek afhankelijke (buitenlandse) bedrijven. Zodra deze bron van economische groei verdwijnt, stopt ook de groei. Hiertegenover staat ‘inclusieve groei’ die sterk gebaseerd is op productiviteitsgroei, technologische vernieuwing en her allocatie van productiefactoren in relatie tot veranderende comparatieve voordelen. Inclusieve economische groei kan zich aanpassen en handhaven als de situatie hierom vraagt en is daarom duurzamer.
Helaas begrijpt de Surinaamse politiek niet dat offshore olie met bestaande extractieve politieke en economische instituten niet kan leiden tot duurzame groei en rechtvaardige verdeling. Opeenvolgende regeringen in Suriname zijn blijven steken in planning by default: plannen op basis van ‘wat op je afkomt’ met gevestigde procedures van achterhaalde planinstellingen; dit leidt tot reactieve oplossingen in plaats van focus te leggen op ontwikkeling via deelname van de samenleving en in harmonie met de natuur. Planning by design, dat wil zeggen proactief met een duidelijke visie en richting, is ver verwijderd van de heersende politiek. Politieke leiders vergeten dat achtereenvolgens suiker, goud en bauxiet – met de bestaande politieke en extractieve instituten vanuit een ‘default’ planning – het Surinaamse volk nergens hebben gebracht.
Van suiker naar American takeover
Terwijl initiatieven tot diversificatie en lokale ontwikkeling van vrijverklaarde slaven door extractieve instellingen werden gedwarsboomd, werdsuiker als belangrijkste extractief product ondersteund door deze instituties. Maar de eenzijdig op suiker gebaseerde plantage economie ging ten onder vooral door internationale economische crises. Vervolgens verwierf de Amerikaanse multinational Alcoa in een korte periode van 1915 tot 1916 controle over de bauxietrijkdom van Suriname. The American Takeover voltrok zich volgens Carlo Lamur (1985) heel snel tijdens gouverneur Van Asbeck (1911-1916). Deze gouverneur verleende het inwonerschap aan vreemden die agenten van Alcoa waren en gaf toestemming de concessies aan derden over te dragen waardoor de aanvankelijk door Alcoa gebruikte Surinaamse stromannen hun concessies aan de maatschappij konden overdoen. Hierdoor kwamen via de in 1916 opgerichte dochteronderneming Surinaamsche Bauxietmaatschappij belangrijke bauxietgebieden in Moengo en het district Para in handen van Alcoa.
Bauxiet en Brokopondoproject
Zanderij was tijdens de Tweede Wereldoorlog een zwaar beschermde luchthaven. In 1941 werden op verzoek van de Amerikaanse president Roosevelt 2000 Amerikaanse militairen in Suriname geplaatst, en werd de koloniale Schutterij uitgebreid tot 5000 personen om de bauxietbelangen te beschermen. De toen internationaal onbetekenende luchthaven op Zanderij werd een van de grootste luchthavens van Zuid-Amerika, met als doel schepen en de bauxietindustrie te beschermen tegen aanvallen van de Amerikaanse vijand. Dit gaf een kortstondige boost aan werkgelegenheid in de bauxietindustrie. Echter, Suriname bleef weer gevangen in planning by default: meedoen als aanhangwagen van een buitenlandse mogendheid in plaats van te plannen met participatie van de lokale bevolking en de ontwikkelingspotenties vanuit een Surinaams perspectief.
Na de Tweede Wereldoorlog begon in Suriname een tijdperk van planmatige economische aanpak met projecten geïnitieerd door de overheid. Het in 1951 verschenen ‘Rapport Van Blommestein’ werd gepresenteerd als het economisch wonder om door de bouw van een stuwdam in de Suriname rivier energie en ontwikkeling van de grond te brengen. In 1958 tekenden Alcoa en de Surinaamse overheid de ‘Brokopondo Overeenkomst’. Suriname werd in zekere zin tot deze overeenkomst ‘gedwongen’ omdat Nederland, uit vrees voor een grotere invloed van de VS, niet garant wilde staan voor een lening bij de Wereldbank. Hierdoor kwam Suriname in de houdgreep van Alcoa, die bereid was de bouw van de stuwdam te financieren.
Anti-ontwikkeling, West-Suriname en energie
Het Brokopondoproject is een schoolvoorbeeld van ‘groei zonder ontwikkeling’. De Saamaka bevolking werd niet betrokken bij de besluitvorming door extractieve instellingen en werd pas in 1959 door de regering geïnformeerd over dit project. De door dit project ontstane hoge economische groei van jaarlijks gemiddeld dertien procent van 1965-1967 was snel voorbij en werd direct daarna negatief. De doelen van duurzame groei en sociale rechtvaardigheid werden niet bereikt. Het grootste nadeel van het Brokopondo project was het ontstane stuwmeer, waardoor dorpen onder water kwamen en ongeveer 6000 Marrons gedwongen werden te verhuizen, terwijl de natuur werd vernietigd. De voorgenomen migratie-richting werd een hot issue en de Saamaka gemeenschap werd geografisch en cultureel verdeeld. Dit had verschillende migratiestromen tot gevolg, waar onder een stroom naar Brownsweg en een andere richting Klaaskreek. De toegenomen spanningen leidden in 1965 tot onlusten, vooral door frustraties van de gedwongen migratie waarbij de gewapende machten moesten optreden.
“Helaas begrijpt de Surinaamse politiek niet dat offshore olie met bestaande extractieve politieke en economische instituten niet kan leiden tot duurzame groei en rechtvaardige verdeling.“
Opeenvolgende regeringen leerden niets uit de ‘American Takeover’ van 1916, debauxiet hype tijdens de Tweede Wereldoorlog en het Brokopondoproject. De achterhaalde planning by default werd voortgezet met Meerjaren Ontwikkelingsprogramma’s net voor en na de Onafhankelijkheidsverklaring. Na de internationale oliecrisis in 1973 ontstonden zware tijden voor de bauxietindustrie vooral door de opkomst van de aluminium recycling technologie en nieuwe materialen. De zittende regering ging toch door met de voorbereiding van een grootschalig bauxiet- en energieproject in West Suriname. Dit project werd door de militaire machthebbers van 25 februari 1980 uiteindelijk stopgezet. Het bauxiettijdperk in Suriname werd in 2016 afgesloten.
Chinalco: ongekende uitverkoop
Na bijkans 115 jaar uitverkoop van bauxietrijkdommen aan Alcoa in 1916 waagde de regering in 2024 zich aan een uitverkoop van bauxietvoorraden in West-Suriname aan een Chinese multinational, wat bekend staat als de Chinalco deal. Voorgaande mijnbouwovereenkomsten (ook de Brokopondo Overeenkomst met Suralco) hebben met elkaar gemeen dat de Surinaamse wetgeving altijd bepalend is geweest. In de voorgenomen deal met Chinalco geldt wat in het contract komt te staan in plaats van de ‘Surinaamse Mijnbouwwet ‘ en ‘Belastingwetgeving.’ Deze deal betekent dat Chinalco geen inkomstenbelasting hoeft te betalen en Suriname zijn recht weggeeft om in een gebied van 28.000 hectare concessies te verlenen. Bestaande concessies met ander bedrijven mogen alleen worden verlengd met schriftelijke toestemming van het Chinese bedrijf. De regering geeft alle belastingvoordelen weg zonder integrale ontwikkeling. Nog erger is dat de ongeveer 5000 Inheemsen in West-Suriname niet zijn gekend, het Free Prior Informed Consent principe niet is gevolgd en er ook geen milieu effectenplan gemaakt is. Protesten tegen de ‘Chinalco deal’ van inheemsen, groene NGO’s en experts bleven daarom ook niet uit.

Overwin ‘stuivertje verwisselen’ elites
Sinds de koloniale plantage economie is Suriname in de houdgreep van extractieve instituties die zijn blijven steken in planning by default. Zij focussen op economische en politieke regelingen die macht en middelen concentreren in de handen van een kleine elite, wat ten koste gaat van de breedste lagen.Deze institutionele tekortkoming heeft enorme gevolgen voor de economische ontwikkeling op langere termijn wat zich uit in gevolgen op zowel microniveau (armoede en geen innovatie binnen huishoudens en bedrijven), als op macro-economisch niveau. De Surinaamse politieke democratie is na bijna 50 jaar onafhankelijkheid als aanhangwagen van buitenlandse mijnbouw belangen blijven functioneren. De hiermee verkeerd gegroeide extractieve overheidsinstituten zijn nauw verweven met de cultuur van de heersende politieke partijen die voor de overleving van de‘stuivertje verwisselen’ elites nauw zijn verbonden met extractieve belangen in de internationale bauxiet-, goud- en olie-industrie. De sinds 1970 uitgeholde planinstellingen missen de fundering voor ontwikkelingsplanning by design met participatie van de lokale bevolking en de benutting van ontwikkelingspotenties vanuit een Surinaams perspectief. De tragiek is dat politieke partijen als dragers van de Surinaamse democratie grondwettelijk en feitelijk sinds 1987 steeds meer macht verwierven. Daarbij worden staats instituten en parastatalen steeds inefficiënter verkaveld tussen coalitiepartijen en verworden tot ‘partijbezit’ om de extractieve planning by default te consolideren.
“De Surinaamse politiek is vastgelopen met de ‘American dream’ van een grondstoffenluchtkasteel.
Buitenparlementair
De Surinaamse politiek is vastgelopen met de ‘American dream’ van een grondstoffenluchtkasteel. Een terugkerende droom staat symbool voor iets dat nodig is om los te laten, in dit geval het grondstoffen luchtkasteel. Een bundeling van inheemsen, tribalen, groene NGO’s en onafhankelijke experts kan een uitweg bieden om uit deze droom te stappen voor een ontwikkelingsplanning by design, waarbij tevens een effectieve vorm van samenwerking moet worden bereikt als tegenhanger voor de versnippering van beleid. Hiermee kan het hoofd worden geboden aan de terugkerende valkuil van anti-ontwikkeling met ‘stuivertje verwisselen’ elites terwijl extractieve instituten worden getransformeerd tot instituten voor planning by design.