Met het verstrijken van de zittingstermijn van zes leden en plaatsvervangende leden van het Constitutioneel Hof (CHof) dreigt een vacuüm te ontstaan. Op 7 mei loopt de zittingstermijn van deze leden af en blijven slechts twee leden over die op 15 februari vorig jaar zijn beëdigd. Ook heeft het instituut momenteel geen secretaris. Voordrachten voor benoeming van de leden van het CHof moeten volgens de wet door de regering aan De Nationale Assemblee worden voorgelegd voor goedkeuring. Tot nu toe is dat niet het geval. Het CHof had geen makkelijke start en de afgelopen vijf jaar zijn niet zonder uitdagingen geweest. Voorzitter Gloria Stirling ambieert geen tweede termijn. Althans, niet onder dezelfde omstandigheden waarin het instituut de voorbije vijf jaar heeft moeten functioneren. Ze kijkt met gemengde gevoelens terug op de voorbije periode.
Tekst en beeld Ivan Cairo
Uitdagingen
Het CHof begon op 7 mei 2020, nadat de leden door waarnemend president Ashwin Adhin waren beëdigd, zonder een behoorlijke institutionele capaciteit en administratieve voorzieningen. Maar al zes dagen na de beediging van de leden kreegt het instituut de eerste harde noot te kraken. Een aantal leden van de NDP dropten een verzoekschrift om de Amnestiewet waarmee Desi Bouterse dacht zichzelf te kunnen vrijwaren van de strafrechtelijke gevolgen van de Decembermoorden te toetsen aan de Grondwet. De Krijgsraad had die wet namelijk naast zich neergelegd en was doorgegaan met de berechting van Bouterse en zijn medeverdachten.
De moeilijke start werd een moeizaam traject. “De vorige regering heeft ons met niets achtergelaten. We hadden alleen het gebouw waarin we zitten en wat erin staat”, zegt Stirling in gesprek met de Ware Tijd. Om met het werk te kunnen beginnen, werd een beroep gedaan op het ministerie van Binnenlandse Zaken om restantmateriaal van de verkiezingen van 25 mei 2020, zoals papier, pennen, potloden, nietmachines en dergelijke, ter beschikking te stellen. “Zo zijn we begonnen. Met restantmateriaal.”
De beloofde laptops zijn nooit ontvangen van de overheid. Een particulier doneerde vijf laptops, waarvan drie inmiddels zijn gecrasht. “De leden van het hof moesten gebruikmaken van hun privélaptops om te kunnen werken”, zegt de voorzitter. Tot nu toe zijn ook de rechtspositie en andere voorzieningen van de leden van het CHof niet goed geregeld. Hun honorarium is niet meegegaan met inflatiecorrecties, maar werd wel verhoogd aan de hand van de loonsverhogingen die voor de ambtenarij werden doorgevoerd. “De regering-Bouterse had staatsbesluiten ten aanzien van het CHof reeds klaar, maar die zijn nooit getekend en uitgevaardigd door de regering-Santokhi. Deze regering moest onze rechtspositie regelen.”
Voorstellen om het honorarium te verhogen stuitten op weerstand bij de Staatsraad, die daarover advies moest uitbrengen. Zo wilde de Staatsraad informatie van het CHof over hoe vaak er werd vergaderd, hoe lang de bijeenkomsten waren en welke onderwerpen werden besproken, en of daar bewijzen van waren. “Ik heb dat pertinent geweigerd. Ik denk niet dat het de taak is van de Staatsraad om dat te onderzoeken. Dit vonden we een verregaande bemoeienis. We vonden dat niet in orde.”
Ook de medische voorzieningen bleven achter in vergelijking met soortgelijke staatsinstituten. “Wat we aanvankelijk kregen, was een soort Basiszorgverzekering-Plus. Sommige dingen moesten we zelf voorschieten”, aldus Stirling, die eraan toevoegde dat andere leden daarom veelal gebruikmaakten van medische dekkingen die ze vanwege functies bij andere instellingen genoten. Talrijke voorzieningen die door de regering-Bouterse waren toegezegd, zijn door diens opvolger teruggedraaid.
Ten aanzien van de huisvesting van het instituut waren er ook problemen. De staat betaalde de huur van het pand waarin het is gevestigd niet, en het CHof werd twee keer bedreigd met uitzetting. Ook werden de elektriciteit en watertoevoer een paar keer afgesloten. “Er zijn tijden geweest waarin het water en de elektriciteit waren afgesloten, en de directeur van het ministerie van Justitie en Politie zelf uit zijn privégeld de rekening heeft betaald. Maar zo hoort het niet”, stelt Stirling.
Geldgebrek
Ook met personeelstekorten had het instituut te kampen. Een behoorlijke institutionele versterking van het instituut heeft nauwelijks plaatsgevonden vanwege geldgebrek. Het CHof heeft geen eigen budget en is voor elke uitgave afhankelijk van de overheid. Hierdoor was bijscholing van de leden om kennis en expertise op te bouwen, wat volgens de voorzitter een “must” is, haast onmogelijk. “Want je moet een juridische expert zijn voor de ingewikkelde juridische vraagstukken die op je bord komen.” Met het Centrum voor Democratie en Rechtspleging zijn, met financiering van het Canada Fund, enkele cursussen verzorgd voor het hof, waardoor de deskundigheid van de leden kon worden bijgespijkerd.
Ook door geldgebrek konden externe consultants niet worden aangetrokken en is de samenwerking met gelijkgerichte internationale instituten en organisaties niet goed van de grond gekomen. Op uitnodigingen voor evenementen en conferenties van buitenlandse constitutionele hoven, die werden gehouden in onder andere Rusland en de Dominicaanse Republiek, kon daarom niet worden ingegaan. “Ik ben gewoon moe van het bedelen”, zegt Stirling. Internationale samenwerking en netwerken zijn volgens haar wel noodzakelijk om de “kracht” van het CHof te vergroten. Op 30 oktober dit jaar treedt het CHof officieel toe tot de Wereldorganisatie van Constitutionele Hoven (WCCJ), wanneer haar eerstvolgende algemene vergadering in Madrid, Spanje, wordt gehouden. Stirling hoopt dat de nieuwe bezetting van het hof wel in de gelegenheid wordt gesteld om internationaal de vleugels verder uit te slaan.
Besluiten
Sinds de instelling heeft het CHof negen besluiten genomen over vraagstukken die aan haar werden voorgelegd. Inmiddels is over twee nieuwe zaken reeds een beslissing genomen, maar die kunnen niet bekrachtigd worden en aan de samenleving bekendgemaakt worden vanwege het ontbreken van een secretaris. Volgens de wet moeten de beslissingen getekend worden door de voorzitter en de secretaris. Twee zaken moeten nog in behandeling worden genomen.
Stirling vindt de uitspraak over de Kiesregeling de “meest zwaarwichtige” beslissing die het CHof heeft moeten nemen. Die beslissing heeft een directe impact gehad op de totale samenleving, omdat als gevolg daarvan het kiesstelsel gewijzigd moest worden. “Het heeft een grote invloed gehad. Dat merken we nu. Het was het doorbreken van een traditie, een stelsel van bijna 50 jaar”, zegt de voorzitter. Een regeling die indruiste tegen het wezen van de democratie is ongedaan gemaakt. Volgens Stirling is de beslissing ten aanzien van de Kiesregeling “wetenschappelijk goed onderbouwd”. “Dit is een stukje uitvoering van wat de Grondwet ons zegt: het gelijkheidsbeginsel. Het belang van de democratie werd onderstreept. We moesten goed motiveren waarom we het besluit hebben genomen, en ik denk dat we daarin goed zijn geslaagd.”
“Het heeft een grote invloed gehad. Dat merken we nu. Het was het doorbreken van een traditie, een stelsel van bijna 50 jaar” – Stirling
In juridisch-technische zin was volgens Stirling de behandeling van de verstekregeling in het Wetboek van Strafvordering het meest enerverend. “Die vond ik de moeilijkste. Het waren zeer verouderde wetsteksten die we wetenschappelijk moesten koppelen aan nieuwe wetgeving, nieuwe mensenrechtenverdragen, en uitdenken wat de wetgever zal hebben bedoeld. Komt dat overeen met wat het verdrag vereist en komt dat tot uiting in de memorie van toelichting?” Stirling vervolgt: “Dat was echt een hele lastige klus. Daar waren we allemaal zo’n beetje kapot van.” De toetsing van de Amnestiewet was “politiek gezien gewoon een moeilijke klus”.

Goed fundament gelegd
Ondanks barrières heeft het CHof een fundament kunnen leggen voor het functioneren van het hof, met name wat betreft integriteit, vertrouwen in het instituut en het gezag dat het moet uitstralen. “Het oordeel laat ik over aan anderen om over ons te vellen. Niet aan de politiek, hoor. De politiek hoeft niet over ons te oordelen, want die ziet ons liever gaan dan komen. Er wonen meer mensen in Suriname dan alleen politici.” Wat de voorzitter vervelend vindt, is dat bepaalde politici het CHof prijzen wanneer het met een beslissing komt die hen politiek welgevallig is, maar de deskundigheid en onpartijdigheid in twijfel trekken wanneer in een ander geval een uitspraak komt die voor hun politiek minder gunstig of helemaal ongunstig is.
Stirling: “Het is storend voor het werk en het is stagnerend, want je gaat dan beslissingen meerdere keren beoordelen, omdat je als instituut geen fouten wilt maken. Want als je weet dat iedereen commentaar heeft, ga je nog beter lezen, en dat neemt nog meer tijd in beslag voordat je zegt: ‘Ja, ik ben tevreden’ en we met een beslissing naar buiten komen. Je wilt niet inboeten aan kwaliteit en niet dat mensen een punt vinden en naar het hof wijzen.” Met de wijze van aanpak en de kwaliteit van de beslissingen heeft het CHof, aldus de voorzitter, de vooroordelen die er waren bij de instelling van het instituut en de benoeming van de leden in 2020 gelogenstraft.
Stirling zegt met klem dat bij de behandeling van de verschillende zaken de CHof-leden zich nooit hebben laten leiden door gewetensvragen, geloofsovertuiging of politieke affiliatie. “Absoluut niet. Absoluut niet! We hebben ons nooit daardoor laten leiden”, aldus de voorzitter. In verband met het te nemen besluit van het CHof ten aanzien van de waarborgsom voor politieke partijen zag Stirling wel dat de meningen van de leden ver uit elkaar lagen. “De wetenschappelijke neuzen wezen niet dezelfde kant op.” Daarnaast zag ze commentaren uit politieke hoek die haar de wenkbrauwen deden fronsen. “Het eerste stuk waaruit is geciteerd en waarop heftige kritiek is geleverd door politici, was een conceptbesluit”, stelt ze. Op basis van die kritieken is besloten om de beslissing over de waarborgsom grondiger uit te werken.
“Ik weet wat ik achterlaat. Ik laat een goed fundament, vertrouwen, gezag en integriteit van het Constitutioneel Hof achter. Ondanks de problemen die we hadden, ben ik er trots op dat we met z’n allen – alle leden, adviseurs en iedereen die ons heeft bijgestaan – erin geslaagd zijn om het Constitutioneel Hof dat gezag te geven dat de Grondwet vereist en ook als pijler van de rechtsstaat kan dienen. Een sterke speler, zowel nationaal als internationaal.”
Hoewel er uitdagingen waren en onder minder gunstige omstandigheden moest worden gewerkt, is de voorzitter tevreden over wat het hof de afgelopen vijf jaar heeft neergezet. “Voor mezelf heb ik er voldoening in, omdat ik aan het fundament van het Constitutioneel Hof heb gestaan. Ik weet wat ik achterlaat. Ik laat een goed fundament, vertrouwen, gezag en integriteit van het Constitutioneel Hof achter. Ondanks de problemen die we hadden, ben ik er trots op dat we met z’n allen – alle leden, adviseurs en iedereen die ons heeft bijgestaan – erin geslaagd zijn om het Constitutioneel Hof dat gezag te geven dat de Grondwet vereist en ook als pijler van de rechtsstaat kan dienen. Een sterke speler, zowel nationaal als internationaal.”
Hoe verder?
Hoe het na 7 mei aanstaande verder moet, is niet duidelijk. Tot nu toe is er van het bevoegd gezag niets vernomen over de voortgang van het CHof, nadat de zittingstermijn van de eerste zes leden en plaatsvervangende leden is verstreken. Dit heeft geleid tot enorm veel speculatie, maar ook onzekerheid bij het personeel. De huidige situatie bij het instituut heeft ook gezorgd voor demotivatie, waardoor sommige medewerkers zijn vertrokken. “Wat je dan overhoudt, zijn gedemotiveerde personeelsleden.” Het CHof heeft bij de overheid meerdere keren aangeklopt om juristen beschikbaar te stellen, maar daarop is nooit positief gereageerd. Stirling vindt het jammer dat het hof, ondanks brieven die geschreven zijn, tot nu toe niets van de regering heeft vernomen over hoe het verder moet, terwijl de datum van 7 mei snel nadert. “Er is daarop niet gereageerd, dus de termijn eindigt op 7 mei. Dat is gewoon een feit.” De voorzitter merkt op onder de huidige omstandigheden geen ambitie te hebben voor een tweede termijn. “Ik ben teleurgesteld in de manier waarop het Constitutioneel Hof stelselmatig is behandeld, en ik heb geen ambitie om onder deze omstandigheden een tweede ambtstermijn te aanvaarden”, besluit ze.