‘Wij als burgers moeten ook onze verantwoordelijkheid nemen’
Tekst Euritha Tjan A Way en Audry Wajwakana
Beeld Audry Wajwakana
Het is op 10 december internationale Dag van de Mensenrechten. Het recht op leven en een vredig bestaan, zijn de belangrijkste rechten van de mens. Op 29 november 1986 werden die rechten van negenendertig mensen op wrede wijze ontnomen op de plek Moiwana in het district Marowijne. De staat Suriname heeft ondanks het vonnis van het Inter-Amerikaans hof voor de Rechten van de Mens, dat dwingend voorschrijft dat er onderzoek en berechting moet komen, jaren weggekeken. Trauma, verlies van traditie en alle eigendommen hebben een donker spoor achtergelaten in de ziel van de marrons en inheemsen in dat gebied. Maar hoe nu verder? Wat speelt er nog? Dat is de focus van deze beschouwing als slot van de vierdelige serie van het project Koni Dii.
Op 29 november vond dit jaar weer de herdenking plaats van dit onmenselijke leed nabij het Moiwana monument. Antropoloog Henna Guicherit is na jaren weer bij de herdenking. “Nee, ik weet niet wanneer ik er voor het laatst was. Maar ik heb na deze keer wel de indruk dat er een extra dimensie aan wordt gegeven en weer aandacht wordt gevraagd voor de grove mensenrechtenschending waarvan de plegers helaas nog altijd niet zijn opgespoord en gestraft”, zegt zij op de terugweg van Moiwana naar Paramaribo.
‘Er zijn jongens die op negenjarige leeftijd in het JC zijn opgeleid tot militair. Het enige wat zij kunnen is militair zijn. De school hebben zij vanwege de oorlog gemist. Zij weten explosieven te maken en kunnen een gevaar vormen voor de samenleving’
rapport Icad
Die weg loopt langs Moengo, de plek waar Guicherit geboren en getogen is. Zij heeft, nadat de Binnenlandse Oorlog was afgelopen, met het bureau ‘International consultancy association for project development’ (Icad) onderzoek gedaan en het crashprogramma Oost-Suriname ‘Verslag van het onderzoek onder ex-illegale wapendragers’ opgesteld.
“Ik heb onderzoek gedaan onder meer dan duizend ex-vluchtelingen die na het vredesakkoord terug waren gekomen naar Marowijne. En ook onder ex-commandanten en ex-manschappen van het Jungle Commando (JC). Als je die mensen interviewt, dan hoor je.… ja, natuurlijk heel veel over Moiwana en wat daar op 29 november 1986 is gebeurd. Bijna iedereen kende wel iemand die slachtoffer is geworden van het Moiwana bloedbad. Dus de gebeurtenis heeft een grote, diepe en zeer pijnlijke wond geslagen, vooral in Marowijne.”
Interviews en trauma
Guicherit heeft niet alle interviews zelf gedaan. “Maar ik heb ze wel allemaal gelezen. En als je dat leest, lijkt het alsof je voelt wat de mensen hebben meegemaakt. En het is voor jezelf ook heel traumatisch. Ik heb er jaren mee geworsteld.”
In het rapport van 1996 staat: ‘Het is tevens aan te bevelen onderzoek te doen verrichten onder de ex-strijders die momenteel over het hele land gedetineerd zijn. Zij kunnen dan betrokken worden in een programma voor begeleiding en behandeling. Het betreft een categorie die tijdens en na de detentie bijzondere begeleiding behoeft. Het is zaak dat nu reeds aandacht aan deze mensen wordt besteed en niet wordt gewacht totdat zij op vrij voeten zijn’ (…)
Een andere aanbeveling in het crashprogramma komt van een ex-commandant: ‘Je moet de jongens begeleiden en daar heeft het tot nu toe aan ontbroken. Er zijn jongens die op negenjarige leeftijd in het JC zijn opgeleid tot militair. Het enige wat zij kunnen is militair zijn. De school hebben zij vanwege de oorlog gemist. Zij weten explosieven te maken en kunnen een gevaar vormen voor de samenleving.’
(Tekst gaat door onder de foto)

In Moengo centrum aangekomen wijst Guicherit naar een vervallen houten pand, terwijl haar gezicht een serieuze uitdrukking krijgt. “Hier nam ik interviews af voor het onderzoek onder de ex-commandanten en ex-manschappen van het Jungle Commando,” vertelt ze. Op een muur staat ‘Ptjien- olo’ geschreven. Ze herinnert zich nog hoe tijdens de sessies ratten door het gebouw ‘renden’. Guicherit haalt ook herinneringen op over haar eigen jeugd in Moengo. “Ik weet nog hoe de sirene ’s ochtends afging. Niet iedereen had een horloge, maar door de sirene wist je precies hoe laat het was om naar werk of school te gaan.”
Ze legt uit dat ze eerst niet kon begrijpen hoe de mensen jaren na de het gebeuren in Moiwana en de Binnenlandse Oorlog nog een trauma konden hebben. “Ik dacht vroeger dat je een trauma alleen kan krijgen van iets wat je zelf hebt meegemaakt. Maar achteraf ben ik gaan begrijpen dat je ook een trauma kunt oplopen door wat je hoort van de traumatische ervaringen van anderen.”
En dan hoeven het geen slachtoffers te zijn. “De kinderen die terugkwamen uit de vluchtelingenkampen, op de scholen hier, waren compleet onhandelbaar. Ze hadden misschien zelf geen geweld meegemaakt, maar alle verhalen die ze thuis hoorden van hun ouders, werkte op hen in. Dus we moeten het niet onderschatten”, zegt de antropoloog.
In de steek gelaten
Er is ook een groep die zich zeer in de steek gelaten voelt en elke dag moet leven met trauma’s van de Binnenlandse Oorlog en de moorden in Moiwana als trieste katalysator. De ex-militairen. In het boek ‘Suriname na de Binnenlandse Oorlog’ van Ellen de Vries geeft Ronald Assen die minister van Defensie was van 2000 tot 2005 toe dat het leger niet goed is omgegaan met deze groep militairen die angstaanjagende trauma’s heeft meegemaakt in deze oorlog. Toen streden de beroepsmilitairen, dienstplichtigen en arbeidscontractanten zij aan zij. Maar daarna was er alleen plek voor de beroepsmilitairen.
De anderen stonden ineens zonder werk, met drugsverslavingen en trauma’s, als ongeleide projectielen midden in de samenleving.
In gesprek met de voorzitter van de Vereniging Surinaamse Veteranen en Ex-Militairen Waldo Jameson is zonder stemverheffing praten bijna onmogelijk. “Ik ben niet boos, zo praat ik”, zegt hij meermaals.
Jameson zegt gehoord te hebben en het is zijn stellige overtuiging, dat de militairen die geschoten hebben in Moiwana, dat deden uit verdediging. “De mannen liepen al weg, toen er een granaat werd gegooid op de troepen vanuit die plek. Toen is het vuur geopend.” Jameson heeft dat gehoord van mensen “die het kunnen weten.”
(tekst gaat door onder de foto)

Hij was infanterist en is niet tevreden met de ondersteuning door de overheid. Ook toen Desi Bouterse die de leiding had tijdens de Binnenlandse Oorlog president was, zijn de zaken zoals toegang tot ziekenzorg niet afdoende geregeld. Jameson geeft toe dat er jaren terug psychologische begeleiding was, maar het is gestopt vanwege geldgebrek. “Ik wil Bouterse niet verdedigen, want hij heeft geen moer voor mij gedaan als oorlogsslachtoffer. Maar in een geordend land waarbij de staat de veiligheid wilde terugbrengen kan het Jungle Commando niet winnen van het Nationaal Leger,” klinkt het luid. “Het kan niet dat Brunswijk wint om de negenendertig mensen die hun leven hebben gelaten te Moiwana. What about de rest”, klinkt het na enige tijd weer met stemverheffing.
Volgens Jameson hebben meer dan 450 Surinaamse burgers hun leven verloren in de oorlog inclusief tweeënzeventig militairen. “Wie praat over deze tweeënzeventig en de andere slachtoffers? Men houdt het specifiek op die negenendertig Moiwana-slachtoffers. Hoe is het met de rest?” Officiële cijfers over het dodental van de Binnenlandse Oorlog zijn niet te vinden.
De socioloog Annelies den Boer-Aside woont in Albina. Ze ervaart de moeilijkheden die dit gebied doormaakt omdat nazorg vanuit de overheid na de oorlog ook is uitgebleven in dat gebied. De rapporten van Icad, het Economisch-, Sociaal- en Milieuontwikkelingsstudieproject dat ‘NGO Instituut voor kaderontwikkeling en onderzoek in Suriname’, in 2007 in Albina deed en talloze andere aanbevelingen die zijn gedaan, zijn beland in de onderste laden van de bureaus van diverse ambtenaren in Paramaribo.
“Na een oorlog komen er doorgaans beleidsplannen, repatriëringsplannen opbouwplannen. Echter, effectieve plannen hebben we gemist hier in het gebied. Dan zullen de effecten niet uitblijven. We hebben te maken met een generatie die van school is gerukt, nooit meer naar school is gegaan. Drop-outs van vijftien en zestien jaar zijn heel normaal in Albina”, zegt Den Boer. Ze beschrijft een waaier aan problemen die daarmee gepaard gaan. Van tienerzwangerschappen tot decadent seksueel gedrag en seksueel misbruik.
Achterstelling
De aanval van het JC op 21 juli 1986 op de post Stolkertsijver en het gijzelen van twaalf militairen die daar dienstdeden, was de directe aanleiding van de Binnenlandse Oorlog. Echter, het feit dat het JC eigenlijk niet als de echte boosdoener wordt gezien en de steun die ze kreeg na het uitbreken van de oorlog leiden tot een onderwerp waarover in Suriname niet snel gesproken wordt. Diverse gesprekken met bewoners in Moengo en omstreken bevestigen het beeld: de achterstelling en de discriminatie naar marrons toe spelen daarin een rol.
“Iedereen die marron was, werd aangezien voor JC-lid. Je liep op straat om naar eten te zoeken, naar materialen om je huis weer op te zetten, benzine, olie om te koken. Zodra je een militair tegenkwam werd je aangehouden. Je was marron, minderwaardig en ook JC-lid. Dat heeft veel kwaad bloed gezet”, klinkt het bij veel geïnterviewde mensen.
‘Brunswijk is de leider die de marrons heeft laten zien dat zij het ook kunnen, dat zij ook meetellen en dat speelt ook’
een geinterviewde
Het Icad-rapport trekt een soortgelijke conclusie. ‘De weerklank die het JC, met name in de beginfase, onder grote delen van de N’dyuka in Marowijne vond is verklaarbaar uit de achterstelde positie die de N’dyuka bekleden. Anderzijds heeft het optreden van het NL, de sympathie voor het JC doen toenemen en er tevens voor zorg gedragen dat vele jonge mannen zich aansloten.’
Aanbevelingen
Die achterstelling is in Suriname geïntroduceerd door Nederland. Na de eerste vredestraktaten in de zeventiende eeuw werd als eerst met de N’dyuka of wel Aucaners een meer duurzame vrede gesloten. Een van de bepalingen daarbij was dat zij zich niet zouden voegen bij andere marrons en dat zij zich zouden houden aan hun eigen gebied. Naar Paramaribo vertrekken ging voor geen van de marronstammen makkelijk. Het achterland is ook nooit ontsloten en Suriname is nooit heringericht. Onderzoek uit 1951, het rapport ‘Nota aangaande het onderwijs in het binnenland’ en de structuurnota ‘Het Bureau voor de ontwikkeling van het onderwijs in het binnenland’ geven een inkijken in hoe binnenland en stad toen al van elkaar verschilden.
De aanbevelingen spreken boekdelen: ‘De ontsluiting van het binnenland door middel van wegen, op korte termijn een aantal maatregelen treffen op het stuk van werkgelegenheid, huisvesting, infrastructuur, sociale en nutsvoorzieningen, medische verzorging, invoering van scholen voor voortgezet onderwijs, aanstellen van goed opgeleide en gemotiveerde leerkrachten, een curriculum ontwikkelen dat aansluit op de leef- en belevingswereld van het kind met gebruikmaking van de moedertaal als instructietaal.’ Allemaal aanbevelingen die door beperkte budgetten ook toen niet en ook nu niet worden doorgevoerd.
(Tekst gaat door onder de foto)

Een achtergestelde groep die maar geen lotsverbetering kon realiseren is voedingsbodem voor het opstaan van een leider die dat wel belooft en laat zien. De aanhang van Brunswijk wordt veelal daardoor ook verklaard. “Brunswijk is de leider die de marrons heeft laten zien dat zij het ook kunnen, dat zij ook meetellen en dat speelt ook”, legt een der geïnterviewde mensen bloot. Voor hem en voor veel marrons doen de tekortkomingen van de ex-JC-leider er daardoor minder toe.
Brunswijk is via zijn woordvoerder Humhrey Dundas vaker gevraagd om een interview over dit onderwerp, maar die heeft dat categorisch afgewezen. Zijn publieke reacties geven echter wel inkijk in hoe hij in de loop van de tijd het onderwerp beziet. Op 17 oktober 2010 staat in het artikel ‘Ronnie Brunswijk in vaste commissie Juspol, Defensie, Buza, TCT en OW’ op Starniews: ‘Over de binnenlandse oorlog van 1986 -1992 zegt Brunswijk “dat mensen niet moeten blijven ouwehoeren hierover. Dit is voorbij. Wij kijken niet meer naar dat soort zaken”’. Op 29 november 2024, tijdens de herdenking in Moiwana, is een meelevende vicepresident (vp) Brunswijk aanwezig: “Santokhi heeft gezegd vp, we gaan het hele vonnis (Moiwana…red.) moeten uitvoeren en ik ben akkoord.” Brunswijk stak de slachtoffers een hart onder de riem. “Ik begrijp het verdriet”
Ontwikkeling
Robert Faucher, de Amerikaanse ambassadeur die voor de derde keer als diplomaat werkt in Suriname, is al twee jaar een vaste aanwezige bij de herdenking van de Moiwana-moorden in Marowijne. Steevast benadrukt hij het belang van democratie in de zoektocht naar gerechtigheid van de slachtoffers. Tijdens de Binnenlandse Oorlog, twee maanden vóór de Moiwana tragedie, begon Faucher zijn diplomatieke carrière in Suriname. “Alles leek vast te zitten. Winkels waren leeg, destijds had je Kersten en andere winkels waar niets op de schappen lag, om te kopen. Mensen hoopten op verbetering, maar niet via de regering,” herinnert hij zich.
(Tekst gaat onder de foto door)

Bij zijn tweede missie van 2002-2004 zag hij vooruitgang in de democratische ontwikkeling, maar Marowijne vertoonde nog altijd de littekens van de oorlog. “Oorlog is verschrikkelijk en herstel kan generaties duren.” Faucher zegt toen niet verwacht te hebben dat de leiders van de oorlog toen aan de macht zouden komen. Hij stelt dat de toekomst van Marowijne en Suriname in handen van het volk ligt. “Mensen moeten zelf beslissen wat voor leiders en toekomst ze willen. Daarom is het belangrijk de democratische instellingen te versterken. Het is niet aan ons als buitenstaanders om te beslissen.”
Mindshift
Door de Binnenlandse Oorlog – met als hoofdrolspelers het Nationaal Leger en het Jungle Commando is veel kapot gemaakt, vooral in Marowijne. Marinus Bee is voorzitter van het parlement van Suriname en secretaris van politieke partij Abop, waarvan Brunswijk voorzitter is. De ouders van Bee zijn van Marowijne. Maar hij woont in Paramaribo sinds hij drie maanden is en heeft de Binnenlandse Oorlog niet meegekregen. Ook over Moiwana wist hij niet veel. “Pas in de periode 1999 en 1998 toen ik actief werd in de politiek, kwam ik vaker in Marowijne.”
Hij begrijpt dat de mensen in Marowijne waar ook Brunswijk geboren is meer hadden verwacht van Abop als het gaat om opbouw van het district. Zeker daar het JC ook veel kapot heeft gemaakt. Bee, stellig en veelzeggend: “Maar het is in de politiek ook nooit goed. Als Ronnie alleen zou werken voor Marowijne dan hoor je dat hij dat niet alleen voor één groep mag doen. Nu hoor je dat hij te weinig doet. Hij is een politiek leider van het hele land en mag niet voor maar één plek werken.” Bee legt uit dat het daarnaast ook zo is dat de partij wel enkele zaken heeft kunnen realiseren. “Afhankelijk van het beleidsgebied dat we hebben, realiseren we ook zaken voor de mensen van Marowijne, waar onze basis is. Maar we hebben geen invloed op alle beleidsgebieden. Er moet een mindshift komen, het lijkt alsof de regering verkaveld werkt.”
Kansen en toekomst
Waar veel mensen obstakels zien, zien anderen kansen. Onderneemster Brigitte Wong Tham Soeng is derde generatie geboren Albinees. “Mijn overgrootvader zei altijd dat ik kwart Inheems en driekwart Chinees ben. Ik heb een Indiaanse grootmoeder die van Alfonsdorp was, dus niet ver van Albina. Mijn ouders hadden een bloeiende horecazaak in Albina. Ze waren keiharde werkers. Die zaak werd als een van de eerste gebouwen beschoten vanuit de Marowijnerivier aan het begin van de oorlog.” Toch houdt Wong Tham Soeng vooral vast aan de mooie tijden. “Het was hier zo mooi. Ken je het lied van Max Nijman, waarin hij zo mooi over Marowijne zong? Zo mooi was het”, klinkt het met een stem waar de nostalgie in doorklinkt. Ze ziet goede ontwikkelingen in Albina. “Er is nu een middelbare school en ik zie dat de veiligheid door de samenwerking met de Franse politie toeneemt.” Ze heeft het guesthouse dat voorheen bekend stond als Rorica Appartments en nu Guesthouse Albina heet, compleet herbouwd. Ze is in het dagelijks levens bedrijfsleider en heeft plannen om mooie events te organiseren in Albina.
(Tekst gaat onder de foto door)

Ook Den Boer-Aside ziet veel mogelijkheden voor het ontwikkelen van Marowijne en vooral Albina. “Je moet eens weten hoeveel geld hier in de omloop is. Producten die worden aangeboden voor verkoop zijn zo op. Maar doordat de staat Albina niet ordent en geen beleid erop loslaat, verdient de staat er helemaal niets aan”, zegt ze spijtig.
Ambassadeur Faucher is ook zeer optimistisch over de toekomst. “Ik zie een geweldige toekomst voor Suriname. Met de juiste regering en het juiste soort beleid heeft dit land zoveel te bieden. Suriname is nog geen vijftig jaar oud. En elk land worstelt in zijn eerste vijftig jaar om zichzelf te vestigen. De Verenigde Staten heeft op dezelfde manier een moeilijke eerste vijftig jaar doorgemaakt. We hebben meerdere oorlogen gehad. Maar in de afgelopen 25 jaar heeft Suriname het goed gedaan als een democratie. Het heeft vooruitgang geboekt. En wij zullen er zijn om met Suriname samen te werken om hen te helpen. Dat is de rol, denk ik, voor de Verenigde Staten.”
Bij de herdenking op 29 november willen Moiwana nabestaanden van het Openbaar Ministerie afdwingen dat die hen periodiek informeert over de voortgang van het onderzoek. Op de vraag of discriminatie een factor kan zijn bij de weinige aandacht die de moorden van Moiwana krijgen vanuit de staat, zegt Guicherit dat het wel kan. “Er is gebrek aan kennis en bewustzijn over mensenrechten. Gebrek aan empathie, onwil om wet- en regelgeving na te leven en gebrek aan politieke wil. Uiteindelijk moeten we in dit land goed begrijpen: de overheid, de staat, is verantwoordelijk voor een heleboel dingen. Maar wij als burgers van dit land moeten ook onze verantwoordelijkheid nemen. En wij moeten ook zaken aanzwengelen”, zegt Guicherit.
Hoopvol en nu met meer vreugde wordt de reis naar Paramaribo ingezet. De antropoloog klinkt optimistisch als ze zegt dat ze ontzettend blij is dat de Stichting Moiwana van overlevende en nabestaande voorzitter André Ajintoena en Stichting 8 december nu hechter samenwerken.-.