DE SNIJD / Armand Snijders
In mijn hele jonge – Nederlandse – jaren kwamen er heel wat boeren bij ons aan de deur. En dan praat ik over echt heel lang geleden, zelfs de tijd van vóór de Surinaamse onafhankelijkheid: het begin van de jaren zestig, toen ik nog kleuter was en het leven nog overzichtelijk leek. Tenminste, zo kijk ik er nu tegenaan. Waarschijnlijk kan ik mij de hardships, die er ongetwijfeld ook waren, niet meer herinneren of was ik te jong om die te begrijpen.
Allereerst had je de melkboer, die helemaal geen boer was, maar van oudsher zo werd genoemd. Die reed met zijn melkwagen door de buurt en bezorgde tot aan de deur glazen flessen zuivel. Ik was altijd blij als een kleuter, want vaak mocht ik eventjes met hem meerijden. Hij noemde mij steevast Armband, waarmee ik werd gepest door mijn broers. Maar dat deerde mij niet, want ik mocht tenminste mee in zijn wagen en zij lekker niet!
“Iedere Surinamer met enig zelfrespect schaamt zich in ieder geval dood dat het land voedselhulp krijgt”
Dan was er ook de kolenboer. Die kwam als je hem belde om de kolenvoorraad aan te vullen, die in het kolenhok achter in de tuin was opgeslagen. We hadden toen nog geen gaskachels, dus stookten mijn ouders, om het huis warm te houden, de kolen in de kachels. Ik mocht af en toe de kolenkit volscheppen, wat vooral in de Hollandse winters die je toen nog had een hachelijk onderneming was.
Tot slot had je de schillenboer, al kan ik mij daar heel weinig van herinneren. Waarschijnlijk omdat die toen al tot een uitstervend ras behoorde. Hij was als enige wel een echte boer, maar dan een arme. Hij had een stukje land en een paar koeien of varkens en kon met moeite het hoofd boven water houden.
Ook zijn kleine veestapel leed onder de armoede en dus trok hij op een vaste dag in de week met een kar voortgetrokken door een stokoud paard door de straten om bij mensen thuis de schillen die ze over hadden gehouden van het aardappels schillen, brood en groenteresten op te halen.
En als het paard geluk had, kreeg ie een lekker oud broodkorstje. Zo was iedereen tevreden: huisvrouwen omdat ze niet meer met de verterende en stinkende rotzooi zaten, de schillenboer omdat hij gratis veevoer kreeg en het paard omdat die verspreid over de dag veel extra’s kreeg toegestopt.
Eigenlijk was de schillenboer de voorloper van de gescheiden afvalinzameling in Nederland; toen die door het hele land zijn intrede deed, verdween langzaam aan de schillenboer – en daarmee een eeuwenoude traditie.
Wat hebben al deze boeren met Suriname te maken, zult u denken? Kolenboeren zijn hier – alleen al door de klimatologische omstandigheden – niet nodig en ook ben ik nooit een schillenboer tegengekomen. Bij mijn weten heeft die hier ook nooit bestaan. De melkboeren kwamen, toen ik naar Suriname verhuisde (het land was nog geen achttien jaar zelfstandig) nog wel iedere week op Kwatta langs met verse melk in melkbussen, ook omdat de Melkcentrale toen bijna op zijn gat lag en andere producenten nog niet bestonden.
Maar de schillenboer was één van de eerste dingen waar ik aan moest denken toen ik onlangs las dat Chan kennelijk weer eens als een arme schillenboer zijn hand heeft opgehouden in India, dat nu containers vol graan en levensmiddelen stuurt. Het zal veel Surinamers wellicht zijn ontgaan, maar schijnbaar heerst er volgens Chan hongersnood in ons land. Landgenoten creperen kennelijk op straat van de honger, heeft Chan de Indiërs wijsgemaakt en de regering daar is er met open ogen ingetrapt.
Natuurlijk zijn er hier mensen die niet iedere dag een behoorlijke maaltijd voor hun gezin en zichzelf weten te zetten, maar dat is een probleem dat al decennia speelt. Dat is in vele landen zo en het is vooral de taak – zo niet de plicht – van de overheid om deze groep zoveel mogelijk te ondersteunen. Maar ja, dat verhaal kennen we van deze overheid.
Dus nu heeft India zo’n 425 ton graan en andere levensmiddelen naar Suriname gestuurd. In totaal zullen maar liefst tien zendingen volgen vanuit de bevriende Aziatische natie. Het is natuurlijk beschamend en tenenkrommend tegelijk dat Suriname dankzij deze regering te boek staat als een land waar hongersnood zou heersen. En als India zo graag wil geven, waarom sturen ze dan geen hengels, zodat Surinamers hun eigen maaltje kunnen opvissen? Daar hebben we veel meer aan, toch?
Maar schillenboer Chan stoort zich niet aan alle kritiek en denkt dat hij de held van Suriname is door straks weer wat Indiase pakketjes aan ‘arme Surinamers’ uit te delen, mooi vastgelegd door de camera’s van de CDS en al die andere propagandadiensten. Dat maakt hem supertrots en is vooral fantastisch voor zijn eigen ego.
Dat naar verwachting een heel groot deel van die pakketten traditiegetrouw weer terecht komt bij slaafse partijgenoten die ze niet nodig hebben en dat de rest wordt verpatst, daar heeft het volk uiteraard geen zicht op. En wat gebeurt er met die 425 ton graan? Wordt dat geschonken aan De Molen en als blom doorgeleid naar de bakkerijen, die broodproducten gratis of voor weinig geld gaan verstrekken? Of worden zij er juist rijker van terwijl het volk het volle pond moet betalen?
Los van dit alles staat India bovendien niet bekend als een voorbeeldland rond het bewaken van de kwaliteit van voedselveiligheid, waardoor allerhande ongeschikte rommel kan worden gestuurd. Zo is dat ook gebeurd met die enorme berg medicijnen die we een jaartje geleden kregen toegestuurd en waarvan een deel ongeschikt bleek en een ander deel verzandde in bureaucratische pietluttigheden. Echter, het volk zou er volop van profiteren…
Chan vindt dat hij met zijn gebedel zijn dienstreis naar India te gelde heeft gemaakt en dat deze dus heel nuttig was. Terwijl vrijwel iedereen, op zijn minister Albert van Bibisland en een paar anderen die op staatskosten waren meegereisd na, daar heel anders over denkt. Iedere Surinamer met enig zelfrespect schaamt zich in ieder geval dood dat het land voedselhulp krijgt, terwijl opeenvolgende regeringen – ook die van Chan – constant van de daken schreeuwen dat Suriname dé voedselschuur van de regio kan worden. Fijne voedselschuur terwijl je ondertussen je hand ophoudt…
Laat Chan er voor zorgen dat het sociale programma gewoon werkt zoals het moet, iets waar ook zijn geliefde IMF keer op keer om vraagt. Dan zou het helemaal overbodig zijn om als een slijmende bedelaar bij zijn vriendjes te hoeven aankloppen en Suriname internationaal weer te schande te zetten.
Als hij zo graag wat wil inzamelen, laat hem dan als een schillenboer met paard en wagen door de straten van Paramaribo trekken. Met een beetje geluk krijgt hij dan nog een oud stukje brood waar hij op mag knagen. Het bijkomende voordeel daarvan is dat hij geen tijd meer heeft om te ‘regeren’ en het land op veel fronten verder in de drek kan laten zakken.-.