Socioloog en community development specialist Soulamy Laurens krijgt een licht gevoel van déjà vu wanneer ze hoort dat Suriname met bauxietmaatschappij Chinalco in zee wil gaan. De regering wil een geïntegreerde industrie, wat inhoudt dat een mijn, raffinaderij en op termijn een aluminiumsmelterij wenselijk zijn. Eenzelfde soort industriële ontwikkeling was de aanleiding om in 1964 het Brokopondo-stuwmeer met de Afobaka-krachtcentrale aan te leggen. Door deze krachtcentrale kan Suriname gebruikmaken van gemiddeld 115 megawatt (MW) groene stroom, maar Laurens’ voorouders moesten gedwongen verhuizen en konden pas na lange tijd meegenieten van deze elektriciteit.
Tekst Euritha Tjan A Way
Beeld privécollectie, Ricky Wirjosentono, Euritha Tjan A Way en kabinet van de president
Energiedeskundige Peter Donk begrijpt het sentiment, maar noemt het een groot voordeel dat de krachtcentrale er is. “De ontwikkeling die we jarenlang als land mochten doormaken, komt natuurlijk door de groene elektriciteit die door de krachtcentrale mogelijk is. Suriname is daardoor in de regio één van de landen met de laagste elektriciteitstarieven.”
“Ik zeg liever het Kabalebogebied omdat het vrij onbewoond is. De meeste inheemse dorpen zijn aan de benedenloop van de Corantijnrivier”
Energiedeskundige Paul Donk
De Amerikaanse aluminiumproducent Alcoa begon onder de naam Bauxietmaatschappij Suriname (BMS) in 1916 met het ontginnen van bauxiet. Later werd daaruit aluinaarde gemaakt. Suriname werd wereldberoemd omdat de aluinaarde voor het maken van aluminium voor de vliegtuigen in de Tweede Wereldoorlog voor 25 procent kwam uit Suriname. In 1957 werden plannen gemaakt voor een aluminiumsmelterij en bij de ondertekening van die overeenkomst werd de BMS de Suriname Aluminum Company (Suralco).
Voor de smelterij was veel elektriciteit nodig. Vandaar de aanleg in 1964 van het Brokopondo-stuwmeer en de bouw van de krachtcentrale. De enorme transmigratie van wel vijfduizend burgers als gevolg van de aanleg van het stuwmeer maakt mensen als Laurens nog steeds huiverig voor een mogelijk tweede stuwmeer en krachtcentrale, nu in het Kabalebogebied. “Maar investeringen kan je moeilijk tegenhouden. De lokale mensen moeten zorgen dat hun belangen worden meegenomen bij het uitvoeren van zo een project”, zegt ze, ervan overtuigd dat de mensen nu “niet over zich heen zullen laten lopen”.
(lees verder onder de foto)

Chinalco
Dat het de regering menens is een project met bauxietmijn, raffinaderij en smelterij op te zetten, bleek op Onafhankelijkheidsdag, 25 november, met de ondertekening van de intentieverklaring met Chinalco om bauxiet te winnen in het Bakhuysgebied.
Suralco had, toen de bauxietvoorkomens van hoge kwaliteit in de mijnen opraakten in 2014, ook de intentie om het bauxiet van het Bakhuysgebied, dat van mindere kwaliteit is, te exploiteren. Er waren onderzoeken gedaan naar het voorkomen van bauxiet en projecties om ook een aluminiumsmelterij op te zetten en een bijbehorende stuwdam te bouwen. Op dat voorwerk is voortgebouwd bij de oproep tot investeringen in dat gebied, waaraan onder meer Chinalco gehoor heeft gegeven.
Donk is voorstander dat in het Bakhuysgebied wordt geïnvesteerd in een krachtcentrale en een stuwmeer, net zoals in Brokopondo. “Maar”, zeggen experts vaker, “elektriciteit ga je niet zomaar opwekken”.
De komst van Chinalco zou dus een valide reden zijn om die investering wel te doen. Voorwaarde is dat deze investeerder daadwerkelijk waarde toevoegt aan bauxiet als grondstof waaruit uiteindelijk aluminium zou worden geproduceerd. Want dan is er pas veel energie nodig. Donk: “Maar ook om werkelijk de transitie te maken naar volledig groene energie is het aanleggen van een stuwdam met krachtcentrale een optie.”
Eén optie, zegt hij, want in de ideale situatie zou Suriname een energiemix kunnen toepassen om volledig over te kunnen stappen van vervuilende naar groene energie. In het onderzoek ‘Climate-combined energy modelling approach for power system planning towards optimized integration of renewables under potential climate change – The Small Island Developing State perspective’ van 2023 waarvoor Donk hoofdverantwoordelijke is, wordt een hybride systeem bekeken.
Hybride systeem
Hydro supported wind strategy is een systeem waarbij energie verkregen uit wind en uit waterkracht elkaar complementeren. De gemiddelde elektriciteitsbehoefte van Paramaribo en omliggende districten is 250 MW, waarvan gemiddeld 115 MW door de Brokopondo-krachtcentrale wordt geleverd. Windenergie zou onder de huidige klimatologische factoren 20 tot 30 procent van deze energiegap kunnen invullen en met de vergroting van de bijdrage van hydro-energie zou het land bijna volledig groen kunnen gaan. “Huishoudens zouden kunnen worden gestimuleerd, om daar waar er geen stroomvoorziening is, zonnepanelen te plaatsen. Dat wordt aantrekkelijk wanneer de prijzen voor de benodigde materialen zullen dalen”, zegt Donk.
Een hybride systeem met hydro- en windenergie zou ook antwoord kunnen geven op de beperkingen die hydro-energie geeft door de effecten van klimaatverandering. De energiebehoefte van Suriname wordt nu voor 50 procent door groene energie gedekt. Het land verschilt daarin fundamenteel van andere Caribische landen. Maar door vaker voorkomende periodes van extreme droogte die steeds heftiger zijn, is het waterpeil in het stuwmeer vaker zo laag dat de opwekcapaciteit soms slechts 90 MW bedraagt. Daardoor neemt de afhankelijkheid van vervuilende elektriciteit, opgewekt door dieselmotoren, toe.
Het land zou dus nieuwe alternatieven moeten bekijken om de effecten van klimaatverandering de baas te blijven in het streven om meer gebruik te gaan maken van groene energie. In periodes van droogte is er vaak meer wind, heeft het onderzoek van Donk uitgewezen. “We hebben ook een windseizoen in Suriname. Dat is de periode eind december tot april. Dan is er relatief minder regen en dan kan door wind een grotere aanvoer van energie ontstaan, terwijl de behoefte aan hydro energie dan minder is.”
Volgens Donk hebben studies van de Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank uitgewezen dat er op ten minste vijf locaties potentie is om windenergieparken op te zetten. Die zijn Adjoema-hill in Moengo, VCM in Commewijne, Staatsolie en het terrein van Defensie te Boskamp, beide in Saramacca en op het terrein van EBS in de Clarapolder in Nickerie. “Nu is het belangrijk een pilot op te zetten en te werken aan goede simulaties om te zien of praktijk en theorie kloppen. Door te monitoren kan een bepaald patroon worden ontdekt en evenwicht gerealiseerd.”
Meer hydro
Naast wind is volgens de studie van Donk de toename van hydro-energie een belangrijke voorwaarde om het ideale hybride model te realiseren. Hij noemt het Kabalebo-project een goede optie om die opwekcapaciteit op te voeren. Een stuwmeer in het Kabalebogebied zou volgens de projecties 1.560 vierkante kilometer groot zijn en tussen 450 en 650 MW opwekcapaciteit hebben bij optimale waterbeschikibaarheid. “Ik zeg liever het Kabalebogebied omdat het vrij onbewoond is. De meeste inheemse dorpen zijn aan de benedenloop van de Corantijnrivier. Maar de aanleg van het stuwmeer en bouw van de krachtcentrale moeten met een gedegen intersectoraal plan. We zouden bijvoorbeeld ook aan gecontroleerde houtkap kunnen doen om zo ook de houtindustrie te ontwikkelen in het gebied dat onder water zou moeten worden gelegd voor het stuwmeer.”
Donk begrijpt de bezwaren van milieuactivisten en mensen die vrezen voor verlies van de unieke biodiversiteit in dat gebied, maar benadrukt: “Wij moeten een keus maken; we hebben de energie nodig. Als we dit op een planmatige manier aanpakken, zou deze opwekcapaciteit ten dienste moeten staan van de ontwikkeling die we als land hebben geprojecteerd, gericht op onze toekomstige plannen qua industrie. Dan is de investering van Chinalco een toevoeging en niet de enige aanleiding. Bij het ontbossen en aanleggen van de Kabalebostuwdam zou het gaan om ongeveer 1 tot 1,5 procent van ons bos.”
(lees verder onder de foto)

Tapajai-project
Maar terwijl Donk kiest voor de ontwikkeling van het Kabalebogebied, zijn andere onderzoekers voorstander van het Tapajai-project. Toegegeven, er wordt al sinds 2000 gesproken over de uitvoering van dat project. Het klinkt daardoor als een fata morgana, maar studies van Suralco, omdat die dacht aan uitbreiding van de opwekcapaciteit van het bestaande Brokopondo-stuwmeer, tonen aan dat het project grote voordelen zou kunnen hebben.
Ingenieur Lothar Boksteen, die al jaren onvermoeibaar dit project promoot, legde op basis van het Suralco-onderzoek uit dat het bestaande stuwmeer zeer inefficiënt is. Hij concludeert in het rapport ‘Deelstudie Impact Vergroting Beschikbare Hoeveelheid Water in het Bestaande Brokopondostuwmeer’ van 2009 wat precies de kern is van dit project.
‘Het principe is dat water wordt omgeleid vanuit de Tapanahoni- naar de Surinamerivier via de Jaikreek. Daarbij zullen vijf centrales bovenstrooms van het Brokopondo-stuwmeer aangelegd worden en een extra centrale bij het Brokopondo-stuwmeer zelf. In de regentijd, wanneer een deel van het water van de Tapanahoni wordt omgeleid, zouden de vijf centrales bovenstrooms elektrische energie opwekken, terwijl de centrale te Afobaka niet in gebruik is. Zodoende wordt het water dat wordt aangevoerd in het stuwmeer opgespaard. In de droge tijd, wanneer geen water meer van de Tapanahoni kan worden omgeleid, wordt energie opgewekt door centrales van Afobaka. De som van het geïnstalleerde vermogen van alle zeven centrales wordt dan 305 MW. De oppervlakte van het Brokopondo-stuwmeer wordt niet vergroot, wel zal het door de realisatie van het project, aan het einde van de regentijd vaker vol zijn dan nu het geval is. Door de realisatie van het project wordt het bestaande volume van het stuwmeer dus efficiënt benut’, concludeert het onderzoek.
“Chinalco is verplicht de haalbaarheidstudie te doen en het resultaat mogen wij ook hebben om te bepalen of wijzelf de smelterij willen opzetten”
Danny Lachman
Ook de directeur van het Planbureau, Danny Lachman, die aan het hoofd staat van de presidentiële commissie die onderhandelt met Chinalco, is voorstander van een energiemix. Maar hij wil wel liever Tapajai. “Niet speciaal om de energievoordelen, maar vooral omdat het gebied moet worden ontsloten. Doordat het klimaat verandert, is de rivier onberekenbaar en wordt het transport van bijvoorbeeld leerkrachten, medicijnen en materiaal voor het onderwijs peperduur. Alles moet worden ingevlogen. Het is niet vol te houden. Bij de uitvoering van het Tapajai-project zal infrastructuur moeten worden aangelegd, waardoor het gebied wordt ontsloten.” De energie die met het Tapajai-project beschikbaar komt, kan de ontwikkeling van dat gebied stuwen door bijvoorbeeld investeringen in het toerisme.
Volgens Lachman is het trouwens niet zeker dat Chinalco een smelterij bij de bauxietmijn opzet. “We zouden haar daartoe kunnen verplichten, maar er is nog geen studie gedaan over de haalbaarheid. Dus dat zou eerst moeten worden gedaan. Bij deze overeenkomst is het bedrijf verplicht de studie te doen en het resultaat mogen wij ook hebben om te bepalen of wijzelf de smelterij willen opzetten.”
Donk ziet geen heil in Tapajai. “Te veel trauma van de verhuizing van 1964 en ook de vele dorpen die allemaal moeten worden geconsulteerd; dat gaat het niet worden.” De twee deskundigen zijn het niet met elkaar eens, maar beiden zijn voorstander van onderzoek en gedetailleerde plannen waarin alle projecties zijn verwerkt. Feit is wel dat Suriname zich eraan heeft verbonden om in 2030 35 procent minder afhankelijk te zijn van energie door fossiele brandstof.
Dit artikel is tot stand gekomen met steun van het Caribbean Energy Transition Media Mentorship, door Climate Tracker Caribbean
