SURINAME NEEMT NIET deel aan de Consude Spelen voor scholieren 2024 van 2 tot en met 9 december in Columbia. De Schoolsportfederatie Suriname (SSES) zegt dat de overheid voor deze Zuid-Amerikaanse spelen geen geld beschikbaar heeft gesteld. De SSES heeft intussen de besturen van de sportbonden gevraagd te stoppen met de voorbereiding en dit heeft – begrijpelijk overigens – bij zowel de bonden als de scholieren voor teleurstelling gezorgd.
Het is niet de eerste keer dat de overheid sportlui in de steek laat en dat ze op het laatste moment moeten afzeggen voor deelname. Scholieren van twaalf tot en met veertien jaar leven toe naar een voor hen en ouders groots moment van selectie en deelname aan toernooien. Toegegeven moet worden dat het aantal deelnemers van Suriname zwaar drukt op het budget, in een tijdvak waarin het begrotingstekort nog meer omlaag moet.
Er moet gewaakt worden tegen frustratie en het verlies van hoop in de verdere ontwikkeling van het talent
Aangezien er niet voldoende financieringsbronnen beschikbaar zijn voor deelname aan internationale evenementen zit de minister van Regionale Ontwikkeling en Sport met de handen in het haar. Het dilemma waarin het departement komt te verkeren als gevolg van de beperkte financiële armslag wordt zichtbaarder naarmate het talent zich op de scholen aandient.
Resultaat van ontdekking van het talent en investering in de vorming van de jongeren om eventueel uit te groeien tot aansprekende sporters, wordt tot uitdrukking gebracht in meetmomenten nationaal en internationaal. Die inspanning is cruciaal. Het is een keten. Geen enkel schakel mag worden overgeslagen.
Wie het leggen van de basis als een primaire bezigheid ziet, ziet ook de vorm van een piramide en de voltooiing van het eindproduct. Een geslepen diamant. Meetmomenten voor jeugdigen in leeftijden waarop zij excelleren en hun zelfvertrouwen groeit missen, is niet bevorderlijk voor het bereiken van hun droom.
Er moet gewaakt worden tegen frustratie en het verlies van hoop in de verdere ontwikkeling van het talent. Met verwerping van de animositeit dat de sport amper gedoogd wordt door beleidsmakers maar er van uit moet worden gegaan dat het besef tot hen doordringt welke marktwaarde en plaats de sport heeft in elke geciviliseerde samenleving, moet het denken van beleidsmakers worden geherstructureerd.
Sterk overbodige pracht en praal wordt meestal aangewend bij ingebruikname van sportfaciliteiten. Vooropgesteld wordt dat dit uiteraard geen gunst is maar een must. Beoordeling van faciliteiten is een verplichting die voortspruit uit de noodzaak van vrijetijdsbesteding in elke samenleving.
Een faciliteit is een dood lichaam, het zijn de mensen die het tot leven brengen en het zijn de sporters voor wie sportbeleid gemaakt wordt. Scholen mogen gezien worden als kweekvijvers waaruit geput wordt om het land te vertegenwoordigen bij belangrijke sportevenementen. Daaraan wordt – zoals telkens weer blijkt – onvoldoende aandacht geschonken en geen prioriteit gegeven om sport een betere plaats te geven op de (politieke) agenda.