DE SNIJD /Armand Snijders
Met een zeer frequente regelmaat steekt de discussie de kop op over hoe toerist(on)vriendelijk Suriname is en of reizigers wel krijgen wat ze verwachten en waar ze recht op hebben. Onlangs was dat weer het geval naar aanleiding van de forse stijging van de entree fee van 55 US dollar die tegenwoordig betaald moet worden om het land in te mogen. Dat zou voor grote groepen reizigers een obstakel zijn. Ik denk dat dit slechts ten dele waar is.
Ik kan mij heel goed voorstellen dat als je als Fransman vanuit Frans-Guyana even bij Albina wil oversteken om een weekeindje met vrouw en twee kinderen in Suriname te gaan wandelen, je je af gaat vragen of het, gezien de totale fee van 220 US dollar, wel de moeite waard is. Want dan kan zo’n weekeindje uit aardig in de papieren gaan lopen.
“Kijk, als je die cijfers kent dan kan je daar je beleid verder op bouwen en bijvoorbeeld een planning maken voor de bouw van hotels en andere verblijfslocaties“
Voor toeristen die echter vanuit bijvoorbeeld Nederland doelbewust twee weken of langer naar Suriname komen, zal deze fee geen enkel probleem zijn. Ze zijn toch al veel geld kwijt om hier naar toe te reizen – zelfs veel meer dan naar andere verdere oorden – maar ze hebben dat er kennelijk voor over. Óf omdat ze Suriname echt een uitdaging vinden en de schoonheid beter willen kennen, of omdat ze hier familie of vrienden hebben (die bijvoorbeeld als stagiair(e) in Suriname een tijdje verblijven. En dan zijn er nog de vele Surinaamse-Nederlanders die hier regelmatig naar toe komen. Die zullen zich door de paar centen extra die het kost er ook niet van laten weerhouden op het vliegtuig naar Paramaribo te stappen.
Maar los van die voor de hand liggende kliek die hiernaartoe komt, is de aanwas van nieuwe reizigers zeer beperkt. Domweg omdat het beleid er helemaal niet op gericht is om de toeristische sector te bloei te brengen. Er wordt door de verantwoordelijke bestuurders niet over nagedacht hoe we hier meer mensen naar toe kunnen trekken.
De ‘Toerisme Maand 2024’ die momenteel gaande is, zou daartoe een bijdrage moeten leveren. Maar de organisatie is zo verbrokkeld en chaotisch, dat het de sector vooral zeer weinig op zal leveren. Terwijl de sector toch echt ‘een strategische pijler voor de economische groei van Suriname’ is, zo benadrukken alle partijen keer op keer.
Maar daar blijft het iedere keer bij, terwijl er gezamenlijk wordt genoten van het lekkere eten en zo’n fantastisch cultureel dansje. Af en toe gaat een minister naar een ‘zeer belangrijke’ toerismeconferentie in het buitenland, waar hij zich met zijn ‘deskundige’ ambtenaren laat fêteren op kosten van de belastingbetaler. Zo gaat het al decennia en dat heeft nog geen enkele heldere visie opgeleverd van waar we met het toerisme in het land echt naar toe willen.
Ik vermoed dat verantwoordelijk minister Uraiqit van Transport, Communicatie en Toerisme niet eens weet hoeveel toeristen iedere maand naar Suriname komen en waarvandaan, en wat hun wensen zijn. Dat is toch een van de eerste dingen die je moet weten als je de sector echt wil ontwikkelen?
Op het kleine Aruba bijvoorbeeld, worden die cijfers iedere maand gepubliceerd. Ook cijfers over wat ze spenderen en waar precies aan. In juli 2024 verwelkomde Aruba ruim 123.000 toeristen die op het eiland overnachtten, een groei van ruim negen procent ten opzichte van juli 2023.
En toeristen besteden het grootste deel van hun vakantiebudget aan restaurants en uit eten gaan, zo blijkt uit de jongste cijfers van de Aruba Tourism Authority over het tweede kwartaal van 2024. Ze gaven in vergelijking met een jaar eerder hieraan achttien procent meer uit. Tot en met juli ontving Aruba overigens dit jaar in totaal bijna 861.000 verblijfstoeristen, een groei van ruim zeventien procent vergeleken met dezelfde periode in 2023. Het overgrote deel van deze bezoekers kwam uit Noord-Amerika, waarmee deze markt de belangrijkste blijft voor het eiland. Ze weten van vrijwel iedere buitenlander waar hij verbleef en wat hij tijdens zijn vakantie deed.
Kijk, als je die cijfers kent dan kan je daar je beleid verder op bouwen en bijvoorbeeld een planning maken voor de bouw van hotels en andere verblijfslocaties. Nu lijkt het erop dat iedereen maar doet wat hem of haar goeddunkt en de overheid staat erbij en kijkt ernaar.
Er wordt nu wel wat gedaan, maar dat is met het oog op de verwachte drukte in verband met het verwachte oliefeest. Maar dat duurt ook niet eeuwig, over enkele decennia zijn de olieputten opgedroogd. En als je dan pas gaat nadenken over ‘wat nu?’, dan is het veel te laat. Maar ja, het begrip ‘langetermijnvisie’ komt niet in hun hoofd voor, zeker niet als zij er niet zelf en/of hun family and friends beter van kunnen worden.
Maar het ligt niet alleen aan onze beleidsmakers; we zijn er allemaal debet aan dat het toerisme niet echt van de grond komt in Suriname. Allereerst is daar de gebrekkige klantvriendelijkheid waar iedere toerist mee geconfronteerd wordt. Niet overal natuurlijk, maar wel te vaak.
Zo waren twee van mijn broers onlangs weer eens in Suriname. Ze kijken er altijd weer naar uit, niet alleen om mij en de rest van de familie te zien, maar ook om gewoon heerlijk in – zoals de oudste van de twee dat noemt – ‘pretpark Suriname’ rond te banjeren. En dat bedoelt hij niet onaardig (hij heeft niet zo’n cynische kijk op de gang van zaken hier), hij meent dat echt. Het feit dat hij de afgelopen zeven jaar en sinds zijn pensionering alweer vijf keer is geweest, is daar het bewijs van.
De tweede broer is ook een frequente bezoeker. Ze weten dat het hier niet zo gaat als in Nederland, maar over het algemeen ondergaan ze dat gelaten en vaak met een grote glimlach. Ik denk dat ze zich mede door die instelling echt welkom voelen in mijn thuisland.
Het bureaucratische gedoe rond de digitale aanvraag van de toeristenkaart en de keer op keer verhoogde entree fee nemen ze met alle liefde op de koop toe. En ze vliegen standaard niet met de SLM, want de gedachte alleen al dat daardoor hun reis – al dan niet deels – in het water kan vallen, maakt ze niet blij.
Voor de rest nemen ze alles op de koop toe: de soms belabberde behandeling bij ’t Vat en andere gelegenheden, de beroerde bestrating in het centrum waar je eenvoudig je nek over kunt breken en de vaak idiote prijzen die worden gevraagd voor tripjes naar het binnenland. En tijdens hun laatste reis werd hun verblijf in Joah Inn appartementen aan de Keizerstraat, waar ze wel vaker verblijven, ontsierd doordat na tien uur ’s avonds feestgangers van buiten kwamen – met kennelijke instemming van de wachter – om tot in de late uurtjes een flinke party te bouwen.
Niet echt iets wat je zou verwachten in een verblijf voor gezinnen met kinderen. Tot overmaat van ramp negeerde het management de klachten, waarop sommige families boos vertrokken. Kennelijk besefte men niet hoe schadelijk dit handelen is, niet alleen voor het complex maar voor het toerisme in het algemeen.
Het is immers een ervaring die men niet snel zal vergeten. Mijn broers liggen er achteraf niet wakker van, maar Joah Inn staat een volgende keer niet bovenaan hun lijstje. Maar Suriname zullen zij er niet voor schrappen, het land ligt ze daarvoor te na aan het hart. Met of zonder forse entree fee.