PARAMARIBO — De verwachte ontwikkelingen rond de olie- en gasindustrie moeten geen reden zijn om minder aandacht aan het armoedevraagstuk te geven. Dit zei minister Steven Mac Andrew van Arbeid, Werkgelegenheid en Jeugdzaken (AWJ) bij het in ontvangst nemen van het verslag 2022-2024 van de multidisciplinaire werkgroep Armoedegrensbepaling.
Volgens de bewindsman hebben ervaringen elders in de wereld namelijk geleerd dat de ontwikkeling van olie en gas juist kan leiden tot grotere ongelijkheid en armoede. Het armoedevraagstuk vereist daarom “permanente aandacht”, aldus Mac Andrew. Hij vindt dat een ‘armoede instituut’ middels gericht onderzoek de situatie in Suriname kan blijven monitoren, zodat eventuele pijnpunten direct kunnen worden aangepakt.
“De minister is voorstander van een gestructureerde en blijvende aanpak van het armoedevraagstuk en de ongelijkheid”
Hij haalde een voorbeeld aan uit Guyana, waar volgens hem de ontwikkeling van olie en gas heeft geleid tot zeer hoge huurprijzen, waardoor de burgers van dat land werden uitgesloten van het mogelijk huren van huizen. Dat zou ook zo zijn in andere landen. Mac Andrew meende zelf dat deze trend nu al is waar te nemen in Suriname. De minister is daarom voorstander van “een gestructureerde en blijvende aanpak” van het armoedevraagstuk en de ongelijkheid.
Zittingsperiode werkgroep verlengd
De multidisciplinaire werkgroep Armoedegrensbepaling heeft in haar zittingsperiode literatuur en internationale praktijken en casestudies bestudeerd om inzicht te krijgen in de manier waarop ze kan worden omgevormd tot een permanent orgaan en hoe de werkzaamheden en de uitvoering van het sociale programma van de overheid kunnen worden geïnstitutionaliseerd. De werkgroep is bezig de bevindingen uit te werken en heeft de minister gevraagd om nog wat tijd.
Mac Andrew besloot de zittingsperiode mede daarom te verlengen tot december 2025, zodat de werkgroep de voorbereidingen tot de institutionalisering kan afronden. De activiteiten en taken kunnen worden omgezet in een formele, vaste structuur binnen een nieuwe of bestaande organisatie of instelling. Dit betekent volgens de minister dat de werkzaamheden van de werkgroep niet langer ad-hoc of tijdelijk zullen zijn, maar dat het armoedevraagstuk structureel zal worden aangepakt.
Door de institutionalisering zal toegang worden verkregen tot middelen, zoals financiering, personeel en infrastructuur, om het werk gericht op de bestrijding van armoede effectief uit te voeren. Een permanent instituut zal hierdoor kunnen worden ondersteund door formeel beleid en wetgeving, waardoor de resultaten en aanbevelingen direct invloed kunnen hebben op overheidsbeleid en programma’s.
Shoblina Chotkan-Somai, voorzitter van de werkgroep, zal dit alles niet meemaken. Ze is volgens AWJ niet langer beschikbaar. Zij is namelijk aangesteld als nationaal projectcoördinator van de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO). Chotkan-Somai heeft daardoor haar handen vol met werk gericht op het Decent Work Country Programme.
Het verslag augustus 2022-augustus 2024 van de werkgroep werd donderdag overhandigd aan Mac Andrew en Naomi Esajas-Friperson, onderdirecteur Arbeidsmarkt. Het rapport ‘Methoden en technieken ter vaststelling en bestrijding van armoede in Suriname’ behoorde in de zittingsperiode tot de belangrijkste taak van de werkgroep.