Zeg je Luciën Lafour, dan zeg je Sekrepatu. En andersom. Maar de befaamde architect was om veel meer bouwkundige hoogstandjes bekend, in zowel Suriname, Nederland als op de (voormalige) Nederlandse Antillen. Lafour overleed vorige week maandag, 13 mei, in zijn woonplaats Amstelveen.
Tekst Armand Snijders
Beeld Joshua Bolwerk & dWT archief & sekrepatu.sr
Lafour werd geboren in Amsterdam, de stad die zijn hele leven een belangrijke rol zou blijven spelen. Zoals Suriname dat ook zou doen. Hij was zich zeer bewust van zijn afkomst, als nazaat van slaven. De moeder van zijn opa was Bess Lafour, een tot slaaf gemaakte op plantage Paradise in district Nickerie. Dat hij zich op den duur expliciet zou richten op projecten in het land waar zijn roots lagen, was volgens hem dus logisch.
“Het zijn de projecten die ertoe doen, daar beleven mensen honderd jaar of langer plezier aan”
Rietveld Academie
Maar voordat het zo ver was, had hij al ruimschoots zijn sporen in Nederland verdiend. Hij volgde eerst kunstnijverheidsonderwijs en vervolgens studeerde hij van 1960 tot 1965 aan de Rietveld Academie in Amsterdam. Hij startte zijn loopbaan als interieurdecorateur, maar ontwikkelde zich onder de hoede van ‘godfather’ Aldo van Eyck, op wiens bureau hij heeft gewerkt, tot een allround architect. Later werkte hij op de bureaus van de bekende architecten Piet Blom en Theo Bosch.
Samen met Rikkert Wijk zette hij daarna een eigen architectenbureau op in Amsterdam. Hun gezamenlijke voorkeur ging uit naar de sociale woningbouw, waarmee ze overal in Nederland aan de weg timmerden: van Middelburg tot Amersfoort en van Heerhugowaard tot Almere en Den Haag. Overal staan huizen en gebouwen die zijn ontworpen door Lafour en zijn team.
Al in de jaren zeventig was hij af en toe actief in Suriname. In de jaren negentig richtte hij zijn focus enige tijd voornamelijk op de ontwikkelingen in het land waar zijn roots lagen en woonde ook geruime tijd aan de AG Ellislaan 10 in Paramaribo.
Nieuwbouw Nederlandse ambassade
Hij ontwierp een huis aan de Julianastraat dat hij omschreef als “my architectural music”. Maar hij verwierf vooral bekendheid met de nieuwbouw van de Nederlandse ambassade aan de Van Rooseveltkade, dat in 1996 in gebruik werd genomen.
Het complex in de vorm van een (ruimte)schip baarde veel opzien en deed vooral in de politiek het nodige stof opwaaien. Gevreesd werd dat Nederland het zou gebruiken als uitvalbasis voor spionageactiviteiten in Suriname. In De Nationale Assemblee werden zelfs heel serieus vraagtekens gezet bij het aantal toiletten in het gebouw; dat zou niet overeenkomen met het aantal mensen dat er zou komen werken. Dus dat moesten wel toiletten zijn voor al die geheime medewerkers.
Vorig jaar – dus ruim 25 jaar later – blikte Lafour jaar terug op die periode. “Nu kan ik er om lachen, maar ik weet nog dat ik mij groen en geel heb geërgerd aan de kleinzieligheid en bekrompenheid van de politici. Maar het was een mooie tijd. Rudolf Elias (de latere directeur van Staatsolie, … red.) was een goede aannemer en uitvoerder.” Dat het gebouw momenteel voor meer dan de helft leegstaat omdat de ambassade het schijnbaar met veel minder personeel af kan, deed Lafour “een beetje pijn, want zo’n complex verdient het om volop benut te worden”.

Sekrepatu
Tussen alle bedrijvigheid door ontwierp hij ook nog gebouwen op de Nederlandse Antillen, waaronder een school op Bonaire. Ook een lagere school in Galibi en Eco Resort in Berg en Dal zijn van de hand van Lafour.
Maar het meest trots was hij op de woningbouwprojecten van de mede op zijn initiatief opgerichte stichting Sekrepatu. Voor het eerste project legde de toenmalige Amsterdamse burgemeester Job Cohen in 2002 de eerste steen. Zijn gemeente financierde deels het kleinschalige woningbouwproject, waarbij betaalbare huurwoningen volgens het woningcoöperatie-concept werden gebouwd om de toen al heersende woningnood aan te pakken.
Het project verliep uiterst moeizaam doordat de overheid niet bepaald medewerking verleende, maar uiteindelijk werden op vier plaatsen ruime woonwijken opgezet – waarvan drie naar zijn ontwerp – met zo’n vijfhonderd huizen. Vooral de diversiteit qua architectuur sprak hem aan. “Ik zie mijzelf een beetje als de vader van Sekrepatu”, zei hij met gepaste trots.
“Nu kan ik er om lachen, maar ik weet nog dat ik mij groen en geel heb geërgerd aan de kleinzieligheid en bekrompenheid van de politici”
Verbinder tussen mensen
Mensen die met Lafour hebben gewerkt, prijzen zijn volstrekt eerlijke en menselijke benadering van het architectenvak en zijn charmante, speelse en vrolijk relativerende manier waarop hij het leven benaderde. Collega’s omschrijven hem als een inspirerende en talentvolle architect die vooral op de ‘stadsvernieuwingsjaren’ van de vorige eeuw mede zijn stempel heeft gedrukt. Bovenal was hij een sterke verbinder van en tussen mensen en culturen.
Lafour laat een uitgebreide erfenis achter van prachtige doelmatige architectuur en werd daarvoor in 2011 in Nederland benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. Een (staats) erkenning die hij in Suriname nooit heeft gekregen. Maar daar zat hij niet mee, zo zei hij enkele maanden vóór zijn dood: “het zijn de projecten die ertoe doen, daar beleven mensen honderd jaar of langer plezier aan. Zo’n onderscheiding is maar een medaille, waar verder niemand iets aan heeft.” Dat was Lucien Lafour ten voeten uit.
