PARAMARIBO - “De dood van de gearresteerde landgenoten is een diep- en dieptreurige zaak, het verlies van zoveel capabele krachten, die nog zoveel voor de ontwikkeling van ons land en onze samenleving hadden kunnen betekenen, blijkt al meer dan dertig jaar een trauma te zijn waar we, zoals inmiddels is gebleken, niet gemakkelijk van zullen afkomen.†Zo sprak advocaat Irvin Kanhai bij dupliek ter verdediging van zijn cliënt Desi Bouterse.
De toenmalige legerleider is hoofdverdachte in de strafzaak van de moord van vijftien personen op 8 december 1982. Hij was toen als voorzitter van het Militair Gezag de facto regeringsleider van Suriname. Volgens het Openbaar Ministerie heeft onder zijn regie de slachting van advocaten, militairen, journalisten, ondernemers, universiteitsdocenten en vakbondsleiders in Fort Zeelandia plaatsgevonden.
Kanhai is ervan overtuigd dat het niet de bedoeling was de mannen om zeep te brengen en auditeur-militair Roy Elgin heeft volgens hem op geen enkele wijze het tegendeel kunnen aantonen. Alle verklaringen over de situatie in het Fort Zeelandia op het moment dat de doden vielen, wijzen aldus de strafpleiter, op een gigantische chaos. Die chaos was gerelateerd aan "de enorme crisis die zich in het militaire en politieke leiderschap van het land op dat moment in alle hevigheid aan het manifesteren was".
Hij meent dat in die situatie de "verwoestende uitbarsting" heeft plaatsgevonden met het dramatische gevolg dat vijftien personen om het leven zijn gebracht. Volgens Kanhai heeft Elgin op geen enkele wettige en overtuigende manier kunnen hard maken dat Bouterse verantwoordelijk of medeplichtig is aan de moorden of uitlokking daarvan. Het feit dat hij de leiding over het leger had en de politieke leiding in Suriname maakt hem niet automatisch tot verdachte of betrokkene.
Deze redenering heeft ook advocaat Frank Truideman die de verdachte Etienne Boerenveen bijstaat. Boerenveen was destijds bataljonscommandant en heeft een "alarmplan" in werking gesteld ten tijde van de moorden. Met deze actie zou hij volgens aanklager Elgin een deel van het "draaiboek" dat door de beramers van de moorden was gemaakt in uitvoering hebben gebracht. Volgens Truideman heeft de auditeur-militair niet kunnen onderbouwen dat zijn cliënt medesamensteller van het vermeende draaiboek is geweest.
Ook schept de term "draaiboek" verwarring, aldus de advocaat, omdat zo de indruk wordt gewekt dat er sprake is van "een fysiek bestaand document waarvan bovendien de inhoud aan een ieder in dit proces bekend zou zijn". Of er ooit een dergelijk document heeft bestaan is onduidelijk en mocht dat wel het geval zijn, dan is dat niet opgenomen in het dossier, merkte Truideman op.
Het in werking stellen van een alarmplan bij bepaalde situaties behoorde tot de taken van de bataljonscommandant, vindt de advocaat. Hij voerde ook aan dat het feit dat Boerenveen als bataljonscommandant deel was van de legerleiding niet betekende dat hij deel uitmaakte van de politieke leiding in het land.
Het Militair Gezag had destijds de politieke macht in handen en Boerenveen was geen lid van dat gezag. Elgin heeft volgens Truideman geen wettig en overtuigend bewijs tegen Boerenveen kunnen aandragen. Hij vroeg de Krijgsraad om zijn cliënt integraal vrij te spreken van de tenlastelegging.